Ergens op het internet wilde ik vandaag een Nederlands persoonlijk voornaamwoord gebruiken waarbij ik geen gender wilde uitdrukken. Vervolgens ging de rest van het gesprek over het voornaamwoord dat ik ter plekke uit mijn duim zoog.
Er zijn al diverse voorstellen gedaan voor een dergelijk woord, en ook het woord dat ik gebruikte is niet nieuw. Omdat we nog in een onduidelijke fase zitten, waarin er nog geen consensus is over het beste woord, denk ik dat het goed is dat we blijven experimenteren. Uiteindelijk vinden we zo vanzelf een woord dat blijft hangen.
Ik wilde dus verwijzen naar Apple’s voice-assistent Siri, die sommige namen van apps en bedrijven gewoon niet herkent. Dus in antwoord op de vraag of ik geen woorden kon toevoegen, zei ik:
Ik geloof wel dat i in mijn contactenlijst kijkt?
Allereerst: alles waar je mee komt is een constructie en klinkt dus eerst raar. Ik doe ook maar wat. ‘I’ is een variatie op ‘die’, wat voor sommige non-binaire mensen hun geprefereerde voornaamwoord is. Ik vind het fijner dan het vaak voorgestelde ‘hen’, wat beter werkt in het Engels (they) dan in het Nederlands.
Waarom niet gewoon ‘die’, dan? Het probleem dat ik ermee heb, is dat het vrij veel nadruk legt op het voornaamwoord en daarmee op de persoon waarnaar verwezen wordt. Neem bijvoorbeeld dezelfde zin nog een keer, maar dan met ‘die’:
Ik geloof wel dat die in mijn contactenlijst kijkt?
Het is misschien subtiel, maar mijn taalgevoel legt hier nadruk op de persoon in deze zin, terwijl de interessante informatie van deze zin juist ‘in de contactenlijst’ is. De persoon wordt hier enkel benoemd omdat we in het Nederlands nu eenmaal continu een onderwerp nodig hebben. Vergelijk de volgende twee zinnen:
Ik geloof dat je in mijn contactenlijst keek? [Niet naar de tijd.]
Ik geloof dat jij in mijn contactenlijst keek? [Robin was het niet.]
Zeker in gesproken Nederlands legt de tweede zin erg veel nadruk op ‘jij’, waarbij dus een tegenstelling wordt gesuggereerd op basis van de persoon. Dat is wat ik bedoel met ‘nadruk op de persoon’ en ik heb het idee dat ‘die’ een zelfde soort nadruk oproept. Vandaar dus mijn keuze voor ‘i’:
Ik geloof dat i in mijn contactenlijst keek? [Niet naar de tijd.]
Ik geloof dat die in mijn contactenlijst keek? [Robin was niet.]
We zouden ook voor ‘ie’ kunnen gaan, maar ik vond dit wel lekker. Ik zuig het ook niet volledig uit mijn duim, Nescio deed dit al deed in De Uitvreter, waar hij zinnen gebruikt als: ‘Bavink kwam met hem aanzetten toen-i uit Veere terugkwam.’ en ‘In Veere had-i Japi voor 't eerst gezien.’ Het streepje vond ik net te ver gaan. En Engels heeft ook zo’n kort woord met dezelfde letter.
Wat wel opvalt is dat Nescio hier ook met ‘hem’ verwijst. (Je zou kunnen zeggen dat ‘i’, net als ‘diens’ trouwens, van oudsher ook een mannelijke betekenis draagt. Maar ja, je moet iets!) Om hier ‘i’ of ‘die’ in die positie te zetten voelt voor mij te ver gaan, dus ik vrees dat we hier nog iets mee moeten.
Om nog weer even wat zinnen erin te gooien:
Ik heb honger. Robin geeft me een appel. Het is mijn appel.
Je hebt honger. Robin geeft je een appel. Het is jouw appel.
Hij heeft honger. Robin geeft hem een appel. Het is zijn appel.
Ze heeft honger. Robin geeft haar een appel. Het is haar appel.
In dit rijtje hebben we dus naast ‘die’/‘i’ en ‘diens’ nog een versie nodig. De site langzaldieleven.nl (die trouwens ook liever ‘dies’ gebruikt dan ‘diens’), gebruikt hier ook gewoon ‘die’ voor, daar dat gaat er bij mij dus nog niet helemaal in. Het nare is echter dat alles wat je hier neerzet altijd gemarkeerd gaat zijn (want het bestaat nog niet). Ik denk dat ik zelf het gefabriceerde ‘dem’ beter vind werken.
Die heeft honger. Robin geeft dem een appel. Het is diens appel.
Die heeft honger. Robin geeft die een appel. Het is dies appel.
Ik geef toe dat er enigszins een mannelijke klank in zit, maar het voelt daardoor wel herkenbaar en bruikbaar. Geweldig is anders.
Een ander interessante eigenschap van ‘i’ is trouwens, dat ik in de volgende versie heel erg het gevoel heb dat het Robin is die de appel ontvangt. Kennelijk is ‘i’ (en in mijn ogen daarmee ‘die’ dus ook) heel erg nominatief.
Die heeft honger. Robin geeft i een appel. Het is dies appel. (Maar dus meer die van Robin.)
Ik blijf verder twijfelen over ‘dies’ of ‘diens’. Ik denk dat ik gewoon door die zure appel heen moet bijten en voor ‘dies’ moet gaan. Mijn eindkeuze (voor vandaag dan) zou zijn: die/i, dem, dies.
Om te herhalen: ik doe ook maar wat. Laten we blijven proberen tot er iets blijft hangen. Maar het belangrijkste punt dat ik hier wil maken, is dat ik behoefte heb aan een minder prominente versie van het voornaamwoord, zoals ‘jij’ ook ‘je’ heeft. Ik denk dat ‘i’ die rol voor ‘die’ heel goed kan vervullen.
Dan ontvang ik nu graag jullie voorstellen over xij, nij, qij, hen, vij, lij en wat dies meer zij.