Van wie is de wereld als er sneeuw ligt?
Op het moment van schrijven zitten we hier in Nederland in een interessant moment van ontregeling binnen een ontregelde periode. Concreet: we zitten al een tijdje met corona, maar nu is er ook nog sneeuw. Traditioneel gezien betekent sneeuw dat er geen treinen rijden, en dat doen ze ook al een paar dagen braaf niet of mondjesmaat. De avondklok kreeg onze straten maar lastig leeg en zelfs de combinatie van avondklok en sneeuw houdt men niet volledig van de straat. (Ik woon naast een druk kruispunt en spreek er vanaf mijn spreekwoordelijke geraniums schande van.)
Sneeuw, zo lijkt het, heeft verschillende stadia. Voor het gevallen is heeft het nog niet veel impact, hooguit een verhoogte drukte rond supermarkten van mensen die nog ingrediënten voor de erwtensoep willen halen. Toen het eenmaal viel, werd het rustiger op straat. Kennelijk rijdt men niet graag terwijl er sneeuw valt, we waren ook flink gewaarschuwd, en al wandelend en fietsend krijg je toch alleen maar sneeuw in je muil.
De tweede fase is die van de ongerepte sneeuw. Als het net gevallen is durft niemand het nog kapot te maken. Wie zich toch buiten waagt om foto’s voor de sociale media te maken, probeert de voetstappen van de voorgangers te blijven. Sommigen willen juist enkel het feit dat ze de eerste waren vastleggen. Hun voetstappen vormen de basis voor latere paden.
Deze tweede fase is ook de fase waarin het rustig is op straat. Mensen wagen hun auto niet door deze sneeuw, tenzij het strikt noodzakelijk is. In deze fase ontdek je twee dingen: 1) de wereld is eigenlijk heel groot als alle wegen weg zijn gevallen in één groot sneeuwveld en 2) we hebben in Nederland zo veel wegen dat het voor de ijsschuivers – die op ‘hoofdwegen’ beginnen – onmogelijk is om jouw straat nu al sneeuwvrij te maken.
Langzaamaan vormen zich de paden. Misschien niet zo zeer omdat men de ongerepte sneeuw in tact wil laten, maar meer ook omdat we inmiddels geleerd hebben dat lopen in ongerepte sneeuw natte en dus koude voeten oplevert. Her en der vroet een auto zich langzaam een weg door de sneeuw. Verderop waagt een fietser zijn leven.
Die fietser ben ik dus. Ik ben er nog altijd van overtuigd dat – ook onder deze omstandigheden – de fiets het beste vervoersmiddel in de stad is. Je komt beter beslagen ten ijs dan de auto: je ploegt met een zelfde snelheid door de sneeuw, maar als het echt niet meer gaat til je je voertuig even op en weg ben je. Het duurt allemaal wat langer, maar hé, zo vaak sneeuwt het niet, en met minder haast is het leven een stuk aangenamer.
Helaas zijn we nu in de laatste fase van de sneeuw aangekomen, en omdat het zo lang zo koud blijft, blijft deze fase maar voortduren. Inmiddels hebben de sneeuwploegers hun harde werk voltooid en zijn alle hoofdwegen weer vrij. In Nijmegen horen daar gelukkig ook meerdere fietsroutes bij, maar overal zie je de dominantie van de auto weer terugkeren. Waar eerst de sneeuw de wereld veranderde in één groot wit vlak speelveld, zijn daarin nu weer de zwarte banen van de weg uitgehakt. En waar het zwart van het asfalt zichtbaar is, daar is de auto de baas.
In de huidige situatie durf ik eigenlijk niet meer te fietsen. Veel automobilisten denken dat ze weer 50 kunnen, waardoor zij die daar normaal ook schijt aan hebben weer rustig 70 of erger gaan. Terwijl juist nu door kou en smeltwater de wegen echt glad kunnen zijn. Als er geen los fietspad is, maar fietsstroken, heb je als fietser nu pech: je moet nu het zwarte asfalt delen met de auto’s en je uitwijkmogelijkheid bestaat uit een grote berg ijs op je voormalige fietsstrook.
Maar ook lopen is lastiger. Net nog waagde ik een wandeling en moest ik een weg oversteken die normaal ook al druk is. Je wil van witte stoep naar witte stoep, maar rustig, want het zwart kan glad zijn. Terwijl je speurt naar een gaatje in de stroom veel te hard rijdende auto’s, moet je ook vast studeren op een manier hoe je straks – als het kan – veilig over de ijsmuur kan springen. Bovendien moet je dit doen voor beide kanten van de weg en liefst zonder stil te hoeven staan in de grijze blurrie waar ooit het stoepje in het midden van de weg was.
En dan sta je daar dus te wachten in de vrieskou, terwijl de verwarmde auto’s voorbij blijven rijden. Ik heb zelf besloten een wandeling te gaan maken, maar helaas, de verbroedering van pasgevallen sneeuw is weer volledig verdwenen. Van mij mag deze versie van de wereld wel weer wegsmelten. De wereld na de bruine blupsie zal nog steeds om de auto draaien, maar dan steekt het wat minder zwart op wit af.