Log in
Seblog.nl

Seblog.nl

Laatste feest

Vandaag is het precies een jaar geleden dat ik voor het laatst op een feest geweest ben. Het was een feest in Rotterdam en het was een beetje een vreemde avond. De groep waarmee ik was heeft normaal een sterke ‘samen uit samen thuis’-mentaliteit, maar op een of andere manier werd die die avond verbroken. En je ziet wat er van kwam.

Het was gister precies een jaar geleden dat het eerste corona-geval in Nederland bekend werd. Veel mensen vonden dat niet zo’n big deal, en ik zelf ging dus ook nog gewoon naar een feest, maar ik weet nog wel dat ik de volgende dag dacht: was dat wel handig zo, net na carnaval?

Een week later zei ik mijn plannen af en ben ik niet naar het Nijmeegs boekenfeest geweest. Het leek me gewoon niet handig. Ik heb die dag nog wel geholpen met een verhuizing, maar ook daar was ik zelf al afstand aan het houden en af en toe mijn handen aan het wassen. Ik geloof dat sommige mensen dat vreemd vonden.

Later gingen er verhalen rond over het Boekenbal (één dag voor het boekenfeest) en dat er mensen waren die besmet waren. Ik weet niet meer of ik me daar toen al bewust van was maar ik vond het allemaal maar eng.

De Boekenweek die erop volgde besloot ik volgens mijn agenda op donderdag 12 maart dat ik ‘in quarantaine’ ging en dus thuis ging werken. Op zondag 15 maart besloot het kabinet alle horeca te sluiten, lees ik op Wikipedia.

In mijn hoofd was er een veel duidelijkere lijn tussen de oude en de nieuwe wereld, maar zo terugkijkend is hij nog best geleidelijk afgebrokkeld.

En wat ik toen al dacht is helaas tot nu toe waarheid geworden: we gaan sowieso anderhalf jaar met dit virus bezig zijn (ik verwacht dus dat deze zomer ook nog weg gaat zijn) en er komt niet echt een ‘ja nu is het over’-moment (men keek uit naar ‘één juno’), alles komt steeds in kleine stapjes terug.

Ik hoop dat er weer een feestje komt, maar ik weet ook dat ik het gek ga vinden, met zo veel mensen in een slecht geventileerde ruimte, met zulke harde muziek, tot zo laat in de nacht en dan ook nog met zo veel drank op. Maar then again, misschien word ik gewoon oud.

Dus even over dat fietsen van me

Dus, ik had onlangs een lange rant over de onveiligheid van fietsen als er auto’s naast je rondrazen. (De auto als boosaardig fenomeen.) En nog eerder had ik een rant met tussenkopjes waarin ik bekende als treinfietser nu autorijlessen neem. (De auto als boosaardig fenomeen.)

Ik heb nog altijd geen rijbewijs, want lockdown, maar ik ben dus wel tegen jan en alleman aan het opscheppen dat ik nu veel beter uitkijk op de fiets. Ik kijk verder naar voren en weet snel in te schatten wie waar voorrang heeft en of zij dat zelf ook door hebben. Ik zeg er dan altijd bij dat het eigenlijk van de zotte is dat je eerst rijles moet nemen om veilig te kunnen fietsen. (Nogmaals: de auto als boosaardig fenomeen.)

Vandaag had ik een aanrijding. Bij het station. Op de fiets, met een fiets. Ik was teveel bezig met de voetganger die mij ook zag maar op de ‘gedeelde ruimte’ bleef oversteken. Overstekende voetgangers van rechts hoef je geen voorang te geven, maar de gedeelte ruimte maakt dat onduidelijk. Ik had ook nogal wat snelheid omdat ik net twee andere fietsers had ingehaald. Wat ik niet zag, was dat terwijl de voetganger me steeds verder naar links duwde, er ook een fietser van links kwam. Er viel niet zo veel meer te remmen.

Aldus gebeurde het dus dat ik aan de andere kant van de fietser terecht kwam. Met fiets en al over hem heen geslagen, zo hard ging ik. Gelukkig ging het om een jongen, niet om een broos omaatje. Zijn fiets had schade (maar goed, hij kwam van links en had mij ook niet gezien) en mijn knie doet nog steeds zeer en gaat waarschijnlijk nog veel blauwer worden.

Bij dezen neem ik dus terug dat fietsen zo lekker veilig is. Snelheid is altijd gevaarlijk. Aan de andere kant: harder dan 30 kan ik nooit gegaan zijn en er was niemand dood. Laat ik dan vooral terugnemen dat ik inmiddels zo leuk vooruit kan kijken. Een ongeluk blijft in een klein hoekje zitten, in het verkeer is het opletten geblazen.

De tuin en de stroom

Ik heb vanavond, met een kleine onderbreking voor de Marslanding, naar de IndieWeb popup-sessie over de Garden and the Stream gekeken. Gekeken, want de daadwerkelijke sessie was in april, dus meedoen was er niet meer bij, maar gelukkig was het opgenomen.

Door de opname zag ik ook dat ik zelf live bij het event ben geweest. Dat wil zeggen: ik zag mijn hoofd in de zoom-call voorbij komen, al heb ik niets gezegd en ben ik ook eerder weggegaan. Soms lijkt een sessie super interessant, maar ben je er gewoon op dat moment niet klaar voor. Nogmaals: gelukkig was het opgenomen.

De afgelopen maand schrijf ik dus weer meer op mijn weblog. Hoewel de inhoud daarvan allemaal maar matigjes diepgaand is, merk ik dat het me goed doet om met enige regelmaat weer een stukje te typen. Ik lijk overdag weer meer ruimte in mijn hoofd te krijgen om aan andere dingen te denken. (Al hou ‘t nog nie over.)

Dat voortzettend en geïnspireerd op de popup-sessie, ben ik voornemens iets van een persoonlijke wiki te starten. Het grootste deel daarvan zal vermoedelijk privé zijn, zodat ik wat vrijer gedachten erin durf te stoppen. (Het is gek dat ik dat dan nu uittyp: waarom gaan deze gedachten dan wel straks online staan? Voor wie schrijf ik dit eigenlijk?)

Bij gebrek aan een persoonlijke wiki dan hier gewoon wat losse flodders die ik interessant vond uit de sessie:

Naast dus het idee dat blogs het web kapot hebben gemaakt, zorgt de chronologische ordening van stukjes voor weinig structuur. Sarah Hibner legde uit over wat zij noemde ‘short now’ en ‘long now’, waarmee ze dus onderscheid maakt tussen notes die reageren op iets dat in de het heden gebeurt maar buiten die context niet zo interessant zijn, tegenover notes die juist een soort universelere boodschap hebben die wel jaren later nog gelezen kunnen worden voor iets anders dan nostalgie. (Mijn eigen woorden hier.)

Volgend op de non-structuur van de chronologie, ook het idee dat ‘formele tags’ (zoals die van een biliotheek) minder goed werken dan ‘folkonomy’, tags die door mensen in hun eigen natuurlijke taal bij een onderwerp worden gezet (bijvoorbeeld hashtags op Twitter), maar dat tot slot juist de meeste structuur te halen valt uit het aan elkaar linken van notities door middel van links, die al-dan-niet twee-directioneel zijn. Door dergelijke links kan men dus paden vinden door een wiki, zoals je ook flink verdwaald kan raken als je door Wikipedia heen blijft klikken.

Daarna dan het idee dat je een wandeling kan maken door een wiki door deze paden langs te gaan, en dat dat dus een manier is om informatie terug te vinden. Ik weet niet meer waar het stond, maar ik weet wel dat op pagina X een link stond naar Y, dat ermee te maken had, dus misschien kom ik zo wel bij Z.

Chris Aldrich vertelde op het eind ook nog over hoe volken vroeger kennis deelden op verschillende fysieke locaties in hun rondtrekkende bestaan, en dat Stonehenge een vervanging daarvoor was, na het uitvinden van de landbouw: herinneringen werden aan bepaalde stenen gekoppeld om zo door te geven aan toekomstige generaties. (De stenen staan er nog, de herinneringen zijn helaas verloren.)

En dan tot slot het briljante idee om NFC-tags in je huis op te hangen, die je dan kan scannen (met je iPhone via Shortcuts) om zo naar verschillende pagina’s in je persoonlijke wiki te linken. Ik denk nu aan bij de deur een checklist of bij de koelkast een boodschappenlijstje, maar je kan ook denken: wat weet ik ook weer over de geschiedenis van Zuid Frankrijk? En dan weten dat je voor geschiedenis altijd naar de plant in je kast loopt.

Enfin, ik weet onder welke categorie van ‘now’ deze blogpost valt, of het eigenlijk wel in de stroom had gemoeten, en waarom ik destijds geen blogpostje heb geschreven over de NFC-tags die ik van Sven kreeg nadat ik in Brighton die functie van mijn iPhone had ontdekt (nog altijd kan ik mijn ov-chipkaart scannen en dan opent de NS-app). Maar het was een interessante sessie om terug te kijken, dat zeker.

De vele waarheden van de avondklok

Mijn maand van minder Twitter werd gister heftig op de proef gesteld door de rechtzaak over de avondklok, maar tegelijkertijd had ik ook het idee dat het nu al zijn vruchten afwierp. Terwijl ik door de feeds van NOS, NRC en Twitter scrollde dacht ik continu: ah ja, dit is waar. Maar ook: oei, dit is ook waar. En dit ook. Er zitten gewoon heel veel kanten en nuances aan het verhaal.

Twitter is daar dus niet goed in, nuances. Als ik wat langer op Twitter zit, zie ik elke tweet als poging tot volledige waarheid. Deze persoon zei dit, 32 minuten geleden, dus dit is diens volledige wereldbeeld. Deze persooon vindt dit, en al het andere vindt ie onwaar. Dat slaat natuurlijk nergens op. En na weer even afwezig te zijn geweest kon ik al die tweets weer lezen voor wat ze zijn: verschillende stukjes van waarheid uitgelicht.

Het was namelijk eigenlijk wel heel fijn dat de avondklok werd opgeheven. Het hele ding geeft me een beklemmend gevoel, en als met de sneeuw ook de avondklok zou zijn weggesmolten zou ik daar stiekem niet rouwig om zijn.

Daarnaast is er een heel juridisch verhaal dat ik niet ga proberen te duiden. In deze vind ik het vooral jammer dat er ruimte was voor verwarring, maar ben ik ook blij dat wetten op verschillende manieren getoetst kunnen worden.

Tot slot is er ook het punt dat we nu op een laag punt in besmettingen zitten en dat ook juist nu elke besmetting die we voorkomen, over drie weken zou zijn uitgegroeid tot een grotere groep.

Ik wil dus zowel heel graag naar buiten als naar de nul besmettingen. Ik wil zowel heel graag naar de kapper als ook op de bank blijven tot dit virus weg is. Ik wil zowel iedereen op straat knuffelen als niets met hen te maken hebben.

En bovendien: elk uur van de dag wil ik één van deze dingen het meest, zo veel zelfs, dat ik er bijna over zou tweeten. Maar dat is voor nu maar even beter van niet, denk ik. Mensen aan de andere kant van de wipwap gaan alleen maar weer boos terugtweeten.

lente1-1000x750-blur
lente3-1000x750-blur
lente2-1000x750-blur

Het is zowel lente als winter tegelijk. Het is 10 graden maar er ligt nog sneeuw. Halverwege mijn fietstocht waren mijn handschoenen en sjaal te warm, maar ik moest op diverse plekken afstappen om dat er te veel (drassige) sneeuw op het fietspad lag.

Halverwege saai februari

Het goede nieuws is dat het me redelijk lukt om niet meer op mijn Nederlandse Twitter account te kijken. Het geeft veel rust om niet elke paar minuten real time commentaar op de politiek, de maatschappij en de weersomstandigheden te lezen.

Het slechte nieuws is dat ik mezelf heb aangeleerd om op weer vaker op mijn Engelse Twitter account te kijken. Daar volg ik voornamelijk developers, dus daar is voornamelijk real time commentaar op het Web, privacy, fancy nieuwe programmeertalen en frameworks en op wonderbaarlijke wijze ook de Australische politiek. (Geen idee hoe dat zo gekomen is.) De les is dus dat het veel uitmaakt wie je volgt op Twitter.

Maar het is dus nog steeds slecht nieuws, want zo kom ik nog steeds niet van mijn compulsieve scrollgedrag af. Niet dat ik begin deze maand al echt van NOS en NRC af kon blijven... saai februari is nog best lastig. Zoals bij de meeste dingen tegenwoordig hou ik rekening met verlenging van maatregelen.

Van wie is de wereld als er sneeuw ligt?

Op het moment van schrijven zitten we hier in Nederland in een interessant moment van ontregeling binnen een ontregelde periode. Concreet: we zitten al een tijdje met corona, maar nu is er ook nog sneeuw. Traditioneel gezien betekent sneeuw dat er geen treinen rijden, en dat doen ze ook al een paar dagen braaf niet of mondjesmaat. De avondklok kreeg onze straten maar lastig leeg en zelfs de combinatie van avondklok en sneeuw houdt men niet volledig van de straat. (Ik woon naast een druk kruispunt en spreek er vanaf mijn spreekwoordelijke geraniums schande van.)

Sneeuw, zo lijkt het, heeft verschillende stadia. Voor het gevallen is heeft het nog niet veel impact, hooguit een verhoogte drukte rond supermarkten van mensen die nog ingrediënten voor de erwtensoep willen halen. Toen het eenmaal viel, werd het rustiger op straat. Kennelijk rijdt men niet graag terwijl er sneeuw valt, we waren ook flink gewaarschuwd, en al wandelend en fietsend krijg je toch alleen maar sneeuw in je muil.

De tweede fase is die van de ongerepte sneeuw. Als het net gevallen is durft niemand het nog kapot te maken. Wie zich toch buiten waagt om foto’s voor de sociale media te maken, probeert de voetstappen van de voorgangers te blijven. Sommigen willen juist enkel het feit dat ze de eerste waren vastleggen. Hun voetstappen vormen de basis voor latere paden.

Deze tweede fase is ook de fase waarin het rustig is op straat. Mensen wagen hun auto niet door deze sneeuw, tenzij het strikt noodzakelijk is. In deze fase ontdek je twee dingen: 1) de wereld is eigenlijk heel groot als alle wegen weg zijn gevallen in één groot sneeuwveld en 2) we hebben in Nederland zo veel wegen dat het voor de ijsschuivers – die op ‘hoofdwegen’ beginnen – onmogelijk is om jouw straat nu al sneeuwvrij te maken.

Langzaamaan vormen zich de paden. Misschien niet zo zeer omdat men de ongerepte sneeuw in tact wil laten, maar meer ook omdat we inmiddels geleerd hebben dat lopen in ongerepte sneeuw natte en dus koude voeten oplevert. Her en der vroet een auto zich langzaam een weg door de sneeuw. Verderop waagt een fietser zijn leven.

Die fietser ben ik dus. Ik ben er nog altijd van overtuigd dat – ook onder deze omstandigheden – de fiets het beste vervoersmiddel in de stad is. Je komt beter beslagen ten ijs dan de auto: je ploegt met een zelfde snelheid door de sneeuw, maar als het echt niet meer gaat til je je voertuig even op en weg ben je. Het duurt allemaal wat langer, maar hé, zo vaak sneeuwt het niet, en met minder haast is het leven een stuk aangenamer.

Helaas zijn we nu in de laatste fase van de sneeuw aangekomen, en omdat het zo lang zo koud blijft, blijft deze fase maar voortduren. Inmiddels hebben de sneeuwploegers hun harde werk voltooid en zijn alle hoofdwegen weer vrij. In Nijmegen horen daar gelukkig ook meerdere fietsroutes bij, maar overal zie je de dominantie van de auto weer terugkeren. Waar eerst de sneeuw de wereld veranderde in één groot wit vlak speelveld, zijn daarin nu weer de zwarte banen van de weg uitgehakt. En waar het zwart van het asfalt zichtbaar is, daar is de auto de baas.

In de huidige situatie durf ik eigenlijk niet meer te fietsen. Veel automobilisten denken dat ze weer 50 kunnen, waardoor zij die daar normaal ook schijt aan hebben weer rustig 70 of erger gaan. Terwijl juist nu door kou en smeltwater de wegen echt glad kunnen zijn. Als er geen los fietspad is, maar fietsstroken, heb je als fietser nu pech: je moet nu het zwarte asfalt delen met de auto’s en je uitwijkmogelijkheid bestaat uit een grote berg ijs op je voormalige fietsstrook.

Maar ook lopen is lastiger. Net nog waagde ik een wandeling en moest ik een weg oversteken die normaal ook al druk is. Je wil van witte stoep naar witte stoep, maar rustig, want het zwart kan glad zijn. Terwijl je speurt naar een gaatje in de stroom veel te hard rijdende auto’s, moet je ook vast studeren op een manier hoe je straks – als het kan – veilig over de ijsmuur kan springen. Bovendien moet je dit doen voor beide kanten van de weg en liefst zonder stil te hoeven staan in de grijze blurrie waar ooit het stoepje in het midden van de weg was.

En dan sta je daar dus te wachten in de vrieskou, terwijl de verwarmde auto’s voorbij blijven rijden. Ik heb zelf besloten een wandeling te gaan maken, maar helaas, de verbroedering van pasgevallen sneeuw is weer volledig verdwenen. Van mij mag deze versie van de wereld wel weer wegsmelten. De wereld na de bruine blupsie zal nog steeds om de auto draaien, maar dan steekt het wat minder zwart op wit af.

Even tussendoor: roomsoes op piratenboot

Geschiedenis herhaalt zich nooit / maar rijmt altijd een keer, zingt Spinvis. Zelfs als je maandenlang vooral thuis bent. Twee jaar geleden was ik rond deze tijd in Japan. Ik gebruik nu deze twee weken om steeds terug te denken aan die reis. In een variatie op het cliché ben ik nu al aan het genieten van de herinneringen, nu ik nu al niet meer kan reizen.

In plaats van Netflix heb ik nu al maanden een abonnement op Crunchyroll, een streamingdienst voor anime. Dit is allemaal niet nieuw en speciaal voor de Japanweken. Sinds juli ben ik weer kanji (Japanse Chinese tekens) aan het leren, luister ik veel podcasts en kijk ik dus anime.

Mijn huidige favoriete genre is die van de sportclub. Ooit keek ik al Hikaru no Go, over het bordspel Go, maar in de afgelopen tijd keek ik dus ook Haikyu, over volleybal, en Free, over een zwemclub. Het leuke van dit genre is dat alles vrij realistisch is, en dat je daarmee ook te maken hebt met min-of-meer realistisch Japans.

Momenteel kijk ik Run with the wind (風が強く吹いている), wat dus over hardlopen gaat. Ik speel geen volleybal en hou niet van zwemmen, maar ik loop wel hard, dus dit leek me ook een fijne serie. De school in het verhaal blijkt dit keer geen middelbare school te zijn, maar een universiteit. En waar normaal altijd toegewerkt wordt naar 全国, ‘the nationals’, gaat het deze keer over de Hakone Ekiden.

En hier keek ik dus sinds aflevering één al naar uit: kennelijk gaan we naar Hakone, waar ik dus twee jaar geleden ook ben geweest. En zojuist, een paar afleveringen eerder dan gedacht, zijn we ook echt even in Hakone in de serie. Dus natuurlijk even op pauze bij het beeld van het station van Hakone Yumoto, maar daarna herkende ik zelfs enkele wegen terug in de anime.

Ik sta dus nu op pauze bij een beeld van een piratenschip op het Ashi-meer, met op de achtergrond een ondergaande zon. Want toen moest ik opzoeken: wanneer was ik bij die maffe piratenboten die ze over dat meer laten varen? Wat blijkt? Vandaag precies twee jaar geleden.

Bij deze blogpost verder geen foto’s, want ik weet niet hoe het zit met de rechten op een still uit een anime, en daarnaast had ik vlak voor ik de boot op ging net een roomsoes gegeten dus op al mijn selfies zit een witte vlek naast mijn mond. Achja, ook dat is reizen.

waal2-1000x750-blur
waal1-1000x750-blur
waal3-1000x1333-blur

Vandaag nog wat foto's gemaakt van het hoge water in de Waal. Het lijkt erop dat het water nu snel gaat dalen, dus vandaag was het hoogste punt. Het was ook vrij koud.

Gaten opvullen

Inmiddels heb ik Twitter helemaal van mijn iPad gegooid en omgeruild voor de Netflix app. Ik heb momenteel geen Netflix abonnement, dus dat is prima. Toch opende ik net de Netflix app. Zo gaat dat.

Het niet-meer-op-Twitter-kijken doet me goed. Ik krijg meer werk gedaan, en ik heb sowieso minder last van het gevoel dat de wereld aan het vergaan is. Misschien gaat hij dat ook wel, maar dat moet de wereld dan maar even zonder mij doen.

Ik was de laatste tijd wat meer activistische twitteraars gaan volgen. Zo van: dan blijf je op de hoogte van wat er mis is in de wereld. Dat voelt alsof je zelf ook activistisch bent en ergens aan bijdraagt. In zekere zin is dat zo: pas als je weet wát er mis is kan je er wat aan doen. Maar zoals ik zei: de wereld vergaat zelf al wel.

Begrijp me niet verkeerd, ik denk dat het goed is dat er mensen ophef creëren over dingen waarover ophef gecreëerd moet worden. Maar help. Ik probeer ook nog de rest van de pandemie te overleven.

Nu ik dit opschrijf voel ik me alweer schuldig. Ik weet dat wegkijken een privilege is in veel dingen. Maar aan de andere kant: draag ik echt zo veel bij door het lezen van alle misstanden? Het is niet alsof ik het door het te lezen allemaal fix. Misschien staat het doorlezen ook wel actie in de weg.

Enfin, ik ben dit alles begonnen omdat ik in het laatste uurtje van februari toevallig een oude podcast met Cal Newport had opgezet. (Of ja toevallig, ik had daar behoefte aan.) Het heette Becoming a Digital Minimalist, en hij noemt IndieWeb erin, vandaar dat het in de Huffduffer tag langskwam. Uit mezelf zou ik nooit aflevering 479 van de ‘Art of Manliness Podcast’ gaan luisteren. (En het klinkt ook zo fout dat ik die podcast verder niet aanraad, maar die aflevering met Cal Newport is goed, want Cal Newport.)

Die wilde ik dus even noemen, alsook aflevering 269 van The Bikeshed (een podcast die ik wél in z’n volledige historie aanraadt voor iedereen die iets met programmeren doet). Deze aflevering heeft eigenlijk niets met het voorgaande te maken, anders dan dat ook dat me weer aan het denken heeft gezet. Soms wil je kabbelende podcasts en soms wil je even een goede. Deze deden dat voor mij. Check de shownotes om te zien of het ook iets voor jou is, zou ik zeggen.

Dit was dan weer een aflevering van Seblog. Bedankt voor het luisteren en je kan me ook vinden op Seblog. Je kan geen reviews achter laten op iTunes, maar ik waardeer de gedachte. Baiii~

waal2-1000x750-blur
waal1-1000x750-blur
waal4-1000x750-blur
waal3-1000x750-blur

De Waal is weer hoog, dus ik ging kijken. Ik zou eens werk moeten maken van het importeren van mijn oude Facebookposts, dan zou ik hier kunnen linken naar een album van januari 2011, toen de Waal nog hoger stond. Dennis schreef daar toen de serie 'Eilander worden' over, die gelukkig nog online te vinden is.

De Waal gaat nog wel iets hoger worden, maar het is nog maar de vraag of de gehele Waalkade onder gaat lopen. Vanaf morgen gaat wel 'de poort' dicht, hoorde ik, en zijn dus grote delen van de Waalkade alvast niet meer te bereiken. Morgen weer een rondje doen, toerist in eigen stad.

Is je hoofd al vol of juist leeg

Het lukt me nog niet echt om mezelf te vervelen. Ik weet nog te veel afleidingen te vinden, zowel in Youtube als in anime, maar dus ook de persconferentie. Ik zou naar het hoog water willen gaan kijken, maar ja, avondklok. Morgen verwacht ik weer een mail waarin veel rijlessen worden afgezegd, en of ik even kan bellen om ze achteraan weer in te plannen. Het niet door gaan van de dingen gaat door.

Ik was begonnen met rijlessen direct na de vorige lockdown. Ik wilde me niet nogmaals zo opgesloten voelen. Inmiddels ben ik gewend aan het gevoel. Het is jammer dat er zo onmogelijk op de plannen valt, wanneer je dan je examen zou plannen, de rijlessen die je voor die tijd dan nog neemt, de derde golf die op ons afkomt. Het is allemaal een beetje zonde van de tijd, de moeite en vooral het geld.

Verder gun ik de kinderen en hun ouders de opening van de scholen hoor. Ik ben te moe om alles nog tegen elkaar af te wegen. Wil je economie, wil je gezondheid, en indien dat laatste, wil je dan fysiek of mentaal? Zoals iedereen, volgens mij, sta ik mezelf meer vrijheden toe dan ik in maart deed. Eerder dacht ik nog dat het sneller zou overgaan als ik maar strikt was. Inmiddels denk ik dat ik nog wat vrijheidjes te goed heb die anderen al genomen hebben. Ik weet dat het niet zo werkt. Maar dit is wat je hoofd doet.

Dat, en mijn haar maar laten groeien.

Saai februari

Ik heb dus besloten om, in navolging van Dry January, een maand te minderen met social media. Ik ben niet geheel januari sober doorgekomen, maar ik ben sowieso al niet zo’n drinker en zeker nu de meeste fysieke sociale contacten ook zijn opgedroogd, was het niet zo lastig om van drank af te blijven. Maar als ik ergens verslaafd aan ben, dan zijn het wel schermen.

Ik ben de eerste dag al niet perfect doorgekomen. Al zeker vier keer heb ik mezelf betrapt op gedachteloos Twitter openen. Bij de eerste keer kwam ik er pas achter nadat ik net iets via Whatsapp had gedeeld. Dat voelt zo stom, dat je naar je bericht staart en denkt: ik geloof dat ik niet op Twitter wilde kijken, maar het feit dat ik dit net verstuurd heb wil zeggen dat ik er net wel op zat.

Verder zou je ook kunnen zeggen dat een avond anime kijken nog steeds niet de beste invulling van saai februari is. Het hele doel is om jezelf een beetje te gaan vervelen. Verveling is de eerste stap tot creativiteit. Maar ik wil ook niet te hard zijn voor mezelf, het is pas de eerste dag, en we zitten ook gewoon nog in een pandemie.

Een ander voorgenomen onderdeel is dat ik elke dag een stukje tik voor dit blog, van ongeveer deze lengte. Dat is in elk geval al wel gelukt voor vandaag.

Waarin i zich op glad ijs begeeft

Ergens op het internet wilde ik vandaag een Nederlands persoonlijk voornaamwoord gebruiken waarbij ik geen gender wilde uitdrukken. Vervolgens ging de rest van het gesprek over het voornaamwoord dat ik ter plekke uit mijn duim zoog.

Er zijn al diverse voorstellen gedaan voor een dergelijk woord, en ook het woord dat ik gebruikte is niet nieuw. Omdat we nog in een onduidelijke fase zitten, waarin er nog geen consensus is over het beste woord, denk ik dat het goed is dat we blijven experimenteren. Uiteindelijk vinden we zo vanzelf een woord dat blijft hangen.

Ik wilde dus verwijzen naar Apple’s voice-assistent Siri, die sommige namen van apps en bedrijven gewoon niet herkent. Dus in antwoord op de vraag of ik geen woorden kon toevoegen, zei ik:

Ik geloof wel dat i in mijn contactenlijst kijkt?

Allereerst: alles waar je mee komt is een constructie en klinkt dus eerst raar. Ik doe ook maar wat. ‘I’ is een variatie op ‘die’, wat voor sommige non-binaire mensen hun geprefereerde voornaamwoord is. Ik vind het fijner dan het vaak voorgestelde ‘hen’, wat beter werkt in het Engels (they) dan in het Nederlands.

Waarom niet gewoon ‘die’, dan? Het probleem dat ik ermee heb, is dat het vrij veel nadruk legt op het voornaamwoord en daarmee op de persoon waarnaar verwezen wordt. Neem bijvoorbeeld dezelfde zin nog een keer, maar dan met ‘die’:

Ik geloof wel dat die in mijn contactenlijst kijkt?

Het is misschien subtiel, maar mijn taalgevoel legt hier nadruk op de persoon in deze zin, terwijl de interessante informatie van deze zin juist ‘in de contactenlijst’ is. De persoon wordt hier enkel benoemd omdat we in het Nederlands nu eenmaal continu een onderwerp nodig hebben. Vergelijk de volgende twee zinnen:

Ik geloof dat je in mijn contactenlijst keek? [Niet naar de tijd.]

Ik geloof dat jij in mijn contactenlijst keek? [Robin was het niet.]

Zeker in gesproken Nederlands legt de tweede zin erg veel nadruk op ‘jij’, waarbij dus een tegenstelling wordt gesuggereerd op basis van de persoon. Dat is wat ik bedoel met ‘nadruk op de persoon’ en ik heb het idee dat ‘die’ een zelfde soort nadruk oproept. Vandaar dus mijn keuze voor ‘i’:

Ik geloof dat i in mijn contactenlijst keek? [Niet naar de tijd.]

Ik geloof dat die in mijn contactenlijst keek? [Robin was niet.]

We zouden ook voor ‘ie’ kunnen gaan, maar ik vond dit wel lekker. Ik zuig het ook niet volledig uit mijn duim, Nescio deed dit al deed in De Uitvreter, waar hij zinnen gebruikt als: ‘Bavink kwam met hem aanzetten toen-i uit Veere terugkwam.’ en ‘In Veere had-i Japi voor 't eerst gezien.’ Het streepje vond ik net te ver gaan. En Engels heeft ook zo’n kort woord met dezelfde letter.

Wat wel opvalt is dat Nescio hier ook met ‘hem’ verwijst. (Je zou kunnen zeggen dat ‘i’, net als ‘diens’ trouwens, van oudsher ook een mannelijke betekenis draagt. Maar ja, je moet iets!) Om hier ‘i’ of ‘die’ in die positie te zetten voelt voor mij te ver gaan, dus ik vrees dat we hier nog iets mee moeten.

Om nog weer even wat zinnen erin te gooien:

Ik heb honger. Robin geeft me een appel. Het is mijn appel.

Je hebt honger. Robin geeft je een appel. Het is jouw appel.

Hij heeft honger. Robin geeft hem een appel. Het is zijn appel.

Ze heeft honger. Robin geeft haar een appel. Het is haar appel.

In dit rijtje hebben we dus naast ‘die’/‘i’ en ‘diens’ nog een versie nodig. De site langzaldieleven.nl (die trouwens ook liever ‘dies’ gebruikt dan ‘diens’), gebruikt hier ook gewoon ‘die’ voor, daar dat gaat er bij mij dus nog niet helemaal in. Het nare is echter dat alles wat je hier neerzet altijd gemarkeerd gaat zijn (want het bestaat nog niet). Ik denk dat ik zelf het gefabriceerde ‘dem’ beter vind werken.

Die heeft honger. Robin geeft dem een appel. Het is diens appel.

Die heeft honger. Robin geeft die een appel. Het is dies appel.

Ik geef toe dat er enigszins een mannelijke klank in zit, maar het voelt daardoor wel herkenbaar en bruikbaar. Geweldig is anders.

Een ander interessante eigenschap van ‘i’ is trouwens, dat ik in de volgende versie heel erg het gevoel heb dat het Robin is die de appel ontvangt. Kennelijk is ‘i’ (en in mijn ogen daarmee ‘die’ dus ook) heel erg nominatief.

Die heeft honger. Robin geeft i een appel. Het is dies appel. (Maar dus meer die van Robin.)

Ik blijf verder twijfelen over ‘dies’ of ‘diens’. Ik denk dat ik gewoon door die zure appel heen moet bijten en voor ‘dies’ moet gaan. Mijn eindkeuze (voor vandaag dan) zou zijn: die/i, dem, dies.

Om te herhalen: ik doe ook maar wat. Laten we blijven proberen tot er iets blijft hangen. Maar het belangrijkste punt dat ik hier wil maken, is dat ik behoefte heb aan een minder prominente versie van het voornaamwoord, zoals ‘jij’ ook ‘je’ heeft. Ik denk dat ‘i’ die rol voor ‘die’ heel goed kan vervullen.

Dan ontvang ik nu graag jullie voorstellen over xij, nij, qij, hen, vij, lij en wat dies meer zij.

Misschien een gekke take maar ik vind pedojagers een slecht idee en ‘binnenstadsbeschermers’ ook. Als je die baan wil, solliciteer bij de politie, dan krijg je een training. Dit gaat echt fout zo.

Het is zo’n dag dat je Twitter op je computer uitzet, en uit automatisme je telefoon uit je zak haalt en op Twitter kijkt, om daar dan dezelfde tweets weer langs te scrollen.

Het is tijd om te gaan wandelen, voor het straks avondklok is omdat je de hele dag zat te doomscrollen.

Je kan dus, bij een avondklok, nog wel de straat op als je werkgever een verklaring invult dat je naar je werk moet. Met andere woorden: de overheid (en ik denk vooral VVD in deze) gaat ervan uit dat bedrijven eerlijker antwoorden dan burgers. Hmz.

Meer laden