Log in
Seblog.nl

Blog

De vele waarheden van de avondklok

Mijn maand van minder Twitter werd gister heftig op de proef gesteld door de rechtzaak over de avondklok, maar tegelijkertijd had ik ook het idee dat het nu al zijn vruchten afwierp. Terwijl ik door de feeds van NOS, NRC en Twitter scrollde dacht ik continu: ah ja, dit is waar. Maar ook: oei, dit is ook waar. En dit ook. Er zitten gewoon heel veel kanten en nuances aan het verhaal.

Twitter is daar dus niet goed in, nuances. Als ik wat langer op Twitter zit, zie ik elke tweet als poging tot volledige waarheid. Deze persoon zei dit, 32 minuten geleden, dus dit is diens volledige wereldbeeld. Deze persooon vindt dit, en al het andere vindt ie onwaar. Dat slaat natuurlijk nergens op. En na weer even afwezig te zijn geweest kon ik al die tweets weer lezen voor wat ze zijn: verschillende stukjes van waarheid uitgelicht.

Het was namelijk eigenlijk wel heel fijn dat de avondklok werd opgeheven. Het hele ding geeft me een beklemmend gevoel, en als met de sneeuw ook de avondklok zou zijn weggesmolten zou ik daar stiekem niet rouwig om zijn.

Daarnaast is er een heel juridisch verhaal dat ik niet ga proberen te duiden. In deze vind ik het vooral jammer dat er ruimte was voor verwarring, maar ben ik ook blij dat wetten op verschillende manieren getoetst kunnen worden.

Tot slot is er ook het punt dat we nu op een laag punt in besmettingen zitten en dat ook juist nu elke besmetting die we voorkomen, over drie weken zou zijn uitgegroeid tot een grotere groep.

Ik wil dus zowel heel graag naar buiten als naar de nul besmettingen. Ik wil zowel heel graag naar de kapper als ook op de bank blijven tot dit virus weg is. Ik wil zowel iedereen op straat knuffelen als niets met hen te maken hebben.

En bovendien: elk uur van de dag wil ik één van deze dingen het meest, zo veel zelfs, dat ik er bijna over zou tweeten. Maar dat is voor nu maar even beter van niet, denk ik. Mensen aan de andere kant van de wipwap gaan alleen maar weer boos terugtweeten.

Halverwege saai februari

Het goede nieuws is dat het me redelijk lukt om niet meer op mijn Nederlandse Twitter account te kijken. Het geeft veel rust om niet elke paar minuten real time commentaar op de politiek, de maatschappij en de weersomstandigheden te lezen.

Het slechte nieuws is dat ik mezelf heb aangeleerd om op weer vaker op mijn Engelse Twitter account te kijken. Daar volg ik voornamelijk developers, dus daar is voornamelijk real time commentaar op het Web, privacy, fancy nieuwe programmeertalen en frameworks en op wonderbaarlijke wijze ook de Australische politiek. (Geen idee hoe dat zo gekomen is.) De les is dus dat het veel uitmaakt wie je volgt op Twitter.

Maar het is dus nog steeds slecht nieuws, want zo kom ik nog steeds niet van mijn compulsieve scrollgedrag af. Niet dat ik begin deze maand al echt van NOS en NRC af kon blijven... saai februari is nog best lastig. Zoals bij de meeste dingen tegenwoordig hou ik rekening met verlenging van maatregelen.

Van wie is de wereld als er sneeuw ligt?

Op het moment van schrijven zitten we hier in Nederland in een interessant moment van ontregeling binnen een ontregelde periode. Concreet: we zitten al een tijdje met corona, maar nu is er ook nog sneeuw. Traditioneel gezien betekent sneeuw dat er geen treinen rijden, en dat doen ze ook al een paar dagen braaf niet of mondjesmaat. De avondklok kreeg onze straten maar lastig leeg en zelfs de combinatie van avondklok en sneeuw houdt men niet volledig van de straat. (Ik woon naast een druk kruispunt en spreek er vanaf mijn spreekwoordelijke geraniums schande van.)

Sneeuw, zo lijkt het, heeft verschillende stadia. Voor het gevallen is heeft het nog niet veel impact, hooguit een verhoogte drukte rond supermarkten van mensen die nog ingrediënten voor de erwtensoep willen halen. Toen het eenmaal viel, werd het rustiger op straat. Kennelijk rijdt men niet graag terwijl er sneeuw valt, we waren ook flink gewaarschuwd, en al wandelend en fietsend krijg je toch alleen maar sneeuw in je muil.

De tweede fase is die van de ongerepte sneeuw. Als het net gevallen is durft niemand het nog kapot te maken. Wie zich toch buiten waagt om foto’s voor de sociale media te maken, probeert de voetstappen van de voorgangers te blijven. Sommigen willen juist enkel het feit dat ze de eerste waren vastleggen. Hun voetstappen vormen de basis voor latere paden.

Deze tweede fase is ook de fase waarin het rustig is op straat. Mensen wagen hun auto niet door deze sneeuw, tenzij het strikt noodzakelijk is. In deze fase ontdek je twee dingen: 1) de wereld is eigenlijk heel groot als alle wegen weg zijn gevallen in één groot sneeuwveld en 2) we hebben in Nederland zo veel wegen dat het voor de ijsschuivers – die op ‘hoofdwegen’ beginnen – onmogelijk is om jouw straat nu al sneeuwvrij te maken.

Langzaamaan vormen zich de paden. Misschien niet zo zeer omdat men de ongerepte sneeuw in tact wil laten, maar meer ook omdat we inmiddels geleerd hebben dat lopen in ongerepte sneeuw natte en dus koude voeten oplevert. Her en der vroet een auto zich langzaam een weg door de sneeuw. Verderop waagt een fietser zijn leven.

Die fietser ben ik dus. Ik ben er nog altijd van overtuigd dat – ook onder deze omstandigheden – de fiets het beste vervoersmiddel in de stad is. Je komt beter beslagen ten ijs dan de auto: je ploegt met een zelfde snelheid door de sneeuw, maar als het echt niet meer gaat til je je voertuig even op en weg ben je. Het duurt allemaal wat langer, maar hé, zo vaak sneeuwt het niet, en met minder haast is het leven een stuk aangenamer.

Helaas zijn we nu in de laatste fase van de sneeuw aangekomen, en omdat het zo lang zo koud blijft, blijft deze fase maar voortduren. Inmiddels hebben de sneeuwploegers hun harde werk voltooid en zijn alle hoofdwegen weer vrij. In Nijmegen horen daar gelukkig ook meerdere fietsroutes bij, maar overal zie je de dominantie van de auto weer terugkeren. Waar eerst de sneeuw de wereld veranderde in één groot wit vlak speelveld, zijn daarin nu weer de zwarte banen van de weg uitgehakt. En waar het zwart van het asfalt zichtbaar is, daar is de auto de baas.

In de huidige situatie durf ik eigenlijk niet meer te fietsen. Veel automobilisten denken dat ze weer 50 kunnen, waardoor zij die daar normaal ook schijt aan hebben weer rustig 70 of erger gaan. Terwijl juist nu door kou en smeltwater de wegen echt glad kunnen zijn. Als er geen los fietspad is, maar fietsstroken, heb je als fietser nu pech: je moet nu het zwarte asfalt delen met de auto’s en je uitwijkmogelijkheid bestaat uit een grote berg ijs op je voormalige fietsstrook.

Maar ook lopen is lastiger. Net nog waagde ik een wandeling en moest ik een weg oversteken die normaal ook al druk is. Je wil van witte stoep naar witte stoep, maar rustig, want het zwart kan glad zijn. Terwijl je speurt naar een gaatje in de stroom veel te hard rijdende auto’s, moet je ook vast studeren op een manier hoe je straks – als het kan – veilig over de ijsmuur kan springen. Bovendien moet je dit doen voor beide kanten van de weg en liefst zonder stil te hoeven staan in de grijze blurrie waar ooit het stoepje in het midden van de weg was.

En dan sta je daar dus te wachten in de vrieskou, terwijl de verwarmde auto’s voorbij blijven rijden. Ik heb zelf besloten een wandeling te gaan maken, maar helaas, de verbroedering van pasgevallen sneeuw is weer volledig verdwenen. Van mij mag deze versie van de wereld wel weer wegsmelten. De wereld na de bruine blupsie zal nog steeds om de auto draaien, maar dan steekt het wat minder zwart op wit af.

Even tussendoor: roomsoes op piratenboot

Geschiedenis herhaalt zich nooit / maar rijmt altijd een keer, zingt Spinvis. Zelfs als je maandenlang vooral thuis bent. Twee jaar geleden was ik rond deze tijd in Japan. Ik gebruik nu deze twee weken om steeds terug te denken aan die reis. In een variatie op het cliché ben ik nu al aan het genieten van de herinneringen, nu ik nu al niet meer kan reizen.

In plaats van Netflix heb ik nu al maanden een abonnement op Crunchyroll, een streamingdienst voor anime. Dit is allemaal niet nieuw en speciaal voor de Japanweken. Sinds juli ben ik weer kanji (Japanse Chinese tekens) aan het leren, luister ik veel podcasts en kijk ik dus anime.

Mijn huidige favoriete genre is die van de sportclub. Ooit keek ik al Hikaru no Go, over het bordspel Go, maar in de afgelopen tijd keek ik dus ook Haikyu, over volleybal, en Free, over een zwemclub. Het leuke van dit genre is dat alles vrij realistisch is, en dat je daarmee ook te maken hebt met min-of-meer realistisch Japans.

Momenteel kijk ik Run with the wind (風が強く吹いている), wat dus over hardlopen gaat. Ik speel geen volleybal en hou niet van zwemmen, maar ik loop wel hard, dus dit leek me ook een fijne serie. De school in het verhaal blijkt dit keer geen middelbare school te zijn, maar een universiteit. En waar normaal altijd toegewerkt wordt naar 全国, ‘the nationals’, gaat het deze keer over de Hakone Ekiden.

En hier keek ik dus sinds aflevering één al naar uit: kennelijk gaan we naar Hakone, waar ik dus twee jaar geleden ook ben geweest. En zojuist, een paar afleveringen eerder dan gedacht, zijn we ook echt even in Hakone in de serie. Dus natuurlijk even op pauze bij het beeld van het station van Hakone Yumoto, maar daarna herkende ik zelfs enkele wegen terug in de anime.

Ik sta dus nu op pauze bij een beeld van een piratenschip op het Ashi-meer, met op de achtergrond een ondergaande zon. Want toen moest ik opzoeken: wanneer was ik bij die maffe piratenboten die ze over dat meer laten varen? Wat blijkt? Vandaag precies twee jaar geleden.

Bij deze blogpost verder geen foto’s, want ik weet niet hoe het zit met de rechten op een still uit een anime, en daarnaast had ik vlak voor ik de boot op ging net een roomsoes gegeten dus op al mijn selfies zit een witte vlek naast mijn mond. Achja, ook dat is reizen.

Gaten opvullen

Inmiddels heb ik Twitter helemaal van mijn iPad gegooid en omgeruild voor de Netflix app. Ik heb momenteel geen Netflix abonnement, dus dat is prima. Toch opende ik net de Netflix app. Zo gaat dat.

Het niet-meer-op-Twitter-kijken doet me goed. Ik krijg meer werk gedaan, en ik heb sowieso minder last van het gevoel dat de wereld aan het vergaan is. Misschien gaat hij dat ook wel, maar dat moet de wereld dan maar even zonder mij doen.

Ik was de laatste tijd wat meer activistische twitteraars gaan volgen. Zo van: dan blijf je op de hoogte van wat er mis is in de wereld. Dat voelt alsof je zelf ook activistisch bent en ergens aan bijdraagt. In zekere zin is dat zo: pas als je weet wát er mis is kan je er wat aan doen. Maar zoals ik zei: de wereld vergaat zelf al wel.

Begrijp me niet verkeerd, ik denk dat het goed is dat er mensen ophef creëren over dingen waarover ophef gecreëerd moet worden. Maar help. Ik probeer ook nog de rest van de pandemie te overleven.

Nu ik dit opschrijf voel ik me alweer schuldig. Ik weet dat wegkijken een privilege is in veel dingen. Maar aan de andere kant: draag ik echt zo veel bij door het lezen van alle misstanden? Het is niet alsof ik het door het te lezen allemaal fix. Misschien staat het doorlezen ook wel actie in de weg.

Enfin, ik ben dit alles begonnen omdat ik in het laatste uurtje van februari toevallig een oude podcast met Cal Newport had opgezet. (Of ja toevallig, ik had daar behoefte aan.) Het heette Becoming a Digital Minimalist, en hij noemt IndieWeb erin, vandaar dat het in de Huffduffer tag langskwam. Uit mezelf zou ik nooit aflevering 479 van de ‘Art of Manliness Podcast’ gaan luisteren. (En het klinkt ook zo fout dat ik die podcast verder niet aanraad, maar die aflevering met Cal Newport is goed, want Cal Newport.)

Die wilde ik dus even noemen, alsook aflevering 269 van The Bikeshed (een podcast die ik wél in z’n volledige historie aanraadt voor iedereen die iets met programmeren doet). Deze aflevering heeft eigenlijk niets met het voorgaande te maken, anders dan dat ook dat me weer aan het denken heeft gezet. Soms wil je kabbelende podcasts en soms wil je even een goede. Deze deden dat voor mij. Check de shownotes om te zien of het ook iets voor jou is, zou ik zeggen.

Dit was dan weer een aflevering van Seblog. Bedankt voor het luisteren en je kan me ook vinden op Seblog. Je kan geen reviews achter laten op iTunes, maar ik waardeer de gedachte. Baiii~

Is je hoofd al vol of juist leeg

Het lukt me nog niet echt om mezelf te vervelen. Ik weet nog te veel afleidingen te vinden, zowel in Youtube als in anime, maar dus ook de persconferentie. Ik zou naar het hoog water willen gaan kijken, maar ja, avondklok. Morgen verwacht ik weer een mail waarin veel rijlessen worden afgezegd, en of ik even kan bellen om ze achteraan weer in te plannen. Het niet door gaan van de dingen gaat door.

Ik was begonnen met rijlessen direct na de vorige lockdown. Ik wilde me niet nogmaals zo opgesloten voelen. Inmiddels ben ik gewend aan het gevoel. Het is jammer dat er zo onmogelijk op de plannen valt, wanneer je dan je examen zou plannen, de rijlessen die je voor die tijd dan nog neemt, de derde golf die op ons afkomt. Het is allemaal een beetje zonde van de tijd, de moeite en vooral het geld.

Verder gun ik de kinderen en hun ouders de opening van de scholen hoor. Ik ben te moe om alles nog tegen elkaar af te wegen. Wil je economie, wil je gezondheid, en indien dat laatste, wil je dan fysiek of mentaal? Zoals iedereen, volgens mij, sta ik mezelf meer vrijheden toe dan ik in maart deed. Eerder dacht ik nog dat het sneller zou overgaan als ik maar strikt was. Inmiddels denk ik dat ik nog wat vrijheidjes te goed heb die anderen al genomen hebben. Ik weet dat het niet zo werkt. Maar dit is wat je hoofd doet.

Dat, en mijn haar maar laten groeien.

Saai februari

Ik heb dus besloten om, in navolging van Dry January, een maand te minderen met social media. Ik ben niet geheel januari sober doorgekomen, maar ik ben sowieso al niet zo’n drinker en zeker nu de meeste fysieke sociale contacten ook zijn opgedroogd, was het niet zo lastig om van drank af te blijven. Maar als ik ergens verslaafd aan ben, dan zijn het wel schermen.

Ik ben de eerste dag al niet perfect doorgekomen. Al zeker vier keer heb ik mezelf betrapt op gedachteloos Twitter openen. Bij de eerste keer kwam ik er pas achter nadat ik net iets via Whatsapp had gedeeld. Dat voelt zo stom, dat je naar je bericht staart en denkt: ik geloof dat ik niet op Twitter wilde kijken, maar het feit dat ik dit net verstuurd heb wil zeggen dat ik er net wel op zat.

Verder zou je ook kunnen zeggen dat een avond anime kijken nog steeds niet de beste invulling van saai februari is. Het hele doel is om jezelf een beetje te gaan vervelen. Verveling is de eerste stap tot creativiteit. Maar ik wil ook niet te hard zijn voor mezelf, het is pas de eerste dag, en we zitten ook gewoon nog in een pandemie.

Een ander voorgenomen onderdeel is dat ik elke dag een stukje tik voor dit blog, van ongeveer deze lengte. Dat is in elk geval al wel gelukt voor vandaag.

Waarin i zich op glad ijs begeeft

Ergens op het internet wilde ik vandaag een Nederlands persoonlijk voornaamwoord gebruiken waarbij ik geen gender wilde uitdrukken. Vervolgens ging de rest van het gesprek over het voornaamwoord dat ik ter plekke uit mijn duim zoog.

Er zijn al diverse voorstellen gedaan voor een dergelijk woord, en ook het woord dat ik gebruikte is niet nieuw. Omdat we nog in een onduidelijke fase zitten, waarin er nog geen consensus is over het beste woord, denk ik dat het goed is dat we blijven experimenteren. Uiteindelijk vinden we zo vanzelf een woord dat blijft hangen.

Ik wilde dus verwijzen naar Apple’s voice-assistent Siri, die sommige namen van apps en bedrijven gewoon niet herkent. Dus in antwoord op de vraag of ik geen woorden kon toevoegen, zei ik:

Ik geloof wel dat i in mijn contactenlijst kijkt?

Allereerst: alles waar je mee komt is een constructie en klinkt dus eerst raar. Ik doe ook maar wat. ‘I’ is een variatie op ‘die’, wat voor sommige non-binaire mensen hun geprefereerde voornaamwoord is. Ik vind het fijner dan het vaak voorgestelde ‘hen’, wat beter werkt in het Engels (they) dan in het Nederlands.

Waarom niet gewoon ‘die’, dan? Het probleem dat ik ermee heb, is dat het vrij veel nadruk legt op het voornaamwoord en daarmee op de persoon waarnaar verwezen wordt. Neem bijvoorbeeld dezelfde zin nog een keer, maar dan met ‘die’:

Ik geloof wel dat die in mijn contactenlijst kijkt?

Het is misschien subtiel, maar mijn taalgevoel legt hier nadruk op de persoon in deze zin, terwijl de interessante informatie van deze zin juist ‘in de contactenlijst’ is. De persoon wordt hier enkel benoemd omdat we in het Nederlands nu eenmaal continu een onderwerp nodig hebben. Vergelijk de volgende twee zinnen:

Ik geloof dat je in mijn contactenlijst keek? [Niet naar de tijd.]

Ik geloof dat jij in mijn contactenlijst keek? [Robin was het niet.]

Zeker in gesproken Nederlands legt de tweede zin erg veel nadruk op ‘jij’, waarbij dus een tegenstelling wordt gesuggereerd op basis van de persoon. Dat is wat ik bedoel met ‘nadruk op de persoon’ en ik heb het idee dat ‘die’ een zelfde soort nadruk oproept. Vandaar dus mijn keuze voor ‘i’:

Ik geloof dat i in mijn contactenlijst keek? [Niet naar de tijd.]

Ik geloof dat die in mijn contactenlijst keek? [Robin was niet.]

We zouden ook voor ‘ie’ kunnen gaan, maar ik vond dit wel lekker. Ik zuig het ook niet volledig uit mijn duim, Nescio deed dit al deed in De Uitvreter, waar hij zinnen gebruikt als: ‘Bavink kwam met hem aanzetten toen-i uit Veere terugkwam.’ en ‘In Veere had-i Japi voor 't eerst gezien.’ Het streepje vond ik net te ver gaan. En Engels heeft ook zo’n kort woord met dezelfde letter.

Wat wel opvalt is dat Nescio hier ook met ‘hem’ verwijst. (Je zou kunnen zeggen dat ‘i’, net als ‘diens’ trouwens, van oudsher ook een mannelijke betekenis draagt. Maar ja, je moet iets!) Om hier ‘i’ of ‘die’ in die positie te zetten voelt voor mij te ver gaan, dus ik vrees dat we hier nog iets mee moeten.

Om nog weer even wat zinnen erin te gooien:

Ik heb honger. Robin geeft me een appel. Het is mijn appel.

Je hebt honger. Robin geeft je een appel. Het is jouw appel.

Hij heeft honger. Robin geeft hem een appel. Het is zijn appel.

Ze heeft honger. Robin geeft haar een appel. Het is haar appel.

In dit rijtje hebben we dus naast ‘die’/‘i’ en ‘diens’ nog een versie nodig. De site langzaldieleven.nl (die trouwens ook liever ‘dies’ gebruikt dan ‘diens’), gebruikt hier ook gewoon ‘die’ voor, daar dat gaat er bij mij dus nog niet helemaal in. Het nare is echter dat alles wat je hier neerzet altijd gemarkeerd gaat zijn (want het bestaat nog niet). Ik denk dat ik zelf het gefabriceerde ‘dem’ beter vind werken.

Die heeft honger. Robin geeft dem een appel. Het is diens appel.

Die heeft honger. Robin geeft die een appel. Het is dies appel.

Ik geef toe dat er enigszins een mannelijke klank in zit, maar het voelt daardoor wel herkenbaar en bruikbaar. Geweldig is anders.

Een ander interessante eigenschap van ‘i’ is trouwens, dat ik in de volgende versie heel erg het gevoel heb dat het Robin is die de appel ontvangt. Kennelijk is ‘i’ (en in mijn ogen daarmee ‘die’ dus ook) heel erg nominatief.

Die heeft honger. Robin geeft i een appel. Het is dies appel. (Maar dus meer die van Robin.)

Ik blijf verder twijfelen over ‘dies’ of ‘diens’. Ik denk dat ik gewoon door die zure appel heen moet bijten en voor ‘dies’ moet gaan. Mijn eindkeuze (voor vandaag dan) zou zijn: die/i, dem, dies.

Om te herhalen: ik doe ook maar wat. Laten we blijven proberen tot er iets blijft hangen. Maar het belangrijkste punt dat ik hier wil maken, is dat ik behoefte heb aan een minder prominente versie van het voornaamwoord, zoals ‘jij’ ook ‘je’ heeft. Ik denk dat ‘i’ die rol voor ‘die’ heel goed kan vervullen.

Dan ontvang ik nu graag jullie voorstellen over xij, nij, qij, hen, vij, lij en wat dies meer zij.

Creepy momenten met je rijinstructeur

Dat je trots vertelt dat je twee soorten kijken hebt ontdekt. Aan de ene kant is er je licht fotografische geheugen, dat welliswaar niet zo werkt als in Rainman, maar zeker wel op foto’s nemen lijkt. Aan de andere kant is er het snel kijken naar de achterspiegel, en genoegen nemen met ‘de idee van een auto’, daar ergens achter je.

Dat er dan op dat moment van zowel voor als achter een goudmetallic Skoda aan komt rijden, zodat je allebei even niet meer weet wat nou de voorruit en wat nou de achterspiegel is.

Als mijn fotografische geheugen een export-functie had, had ik hier een foto bij gepubliceerd.

An evening with: Nina Simone

Ik keek op mijn zondagavond de tragische documentaire What happened, miss Simone? op Netflix, over dus het leven van Nina Simone. Er zijn een paar dingen die me opvielen.

Allereerst dus de tragiek van haar leven. Ze wilde de eerste zwarte klassiek pianiste worden, maar daar was in die tijd geen plek voor. Ze werkte in clubs en speelde andere stijlen, en werd verteld dat als ze werk wilde houden, ze erbij moest gaan zingen, dus dat deed ze. Daarmee bouwde ze een naam op, de naam Nina Simone, die trouwens niet echt haar naam was, uit angst dat haar moeder erachter kwam.

Ze speelde een actieve rol in de Civil Rights Movement, waar ze min of meer door geobsedeerd raakte. Haar boekingen liepen terug, omdat haar concerten steeds meer en meer uit alleen maar de politieke boodschap bestond. Haar activisme haalde haar carrière naar beneden, al zou je ook kunnen zeggen dat de wereld haar naar beneden haalde omdat die haar boodschap niet wilde horen.

Er volgde een periode van rondzwerven door Afrika en Europa, waarbij ze uiteindelijk in Nijmegen terecht kwam. Gewoon hier de stad waar ik woon, mijn oren klapperden er een beetje van. Dat was het keerpunt en daarna kwam ze met (psychische) hulp weer een beetje op de been en speelde ze weer concerten.

De een van de dingen die me verbaasden was dus dat ze in Nijmegen heeft gewoond. Het blijkt een appartement naast het Belvoir Hotel te zijn (dan kon ze daar zwemmen), dus niet per se een hippe plek met veel binding met de stad, maar toch.

Daarnaast blijkt er dus een land in Afrika te liggen, Liberia, dat gesticht is door voormalige Amerikaanse slaafgemaakten (de vlag is de Amerikaanse maar dan met één ster). Daarnaast ligt het land Sierra Leone, ook gesticht door voormalige slaafgemaakten, maar niet specifiek door Amerikaanse. Ze behoren nu tot de armste landen ter wereld.

Deze feiten verbazen me, maar nog meer verbaas ik me over het feit dat Liberia als sprookjesland klonk en ik oprecht nog nooit van gehoord had. In een pubquiz had ik ‘onwaar’ geantwoord. Ik vind het schokkend dat ik zo weinig van Afrika weet, vooral omdat ik dankzij een lichte informatie-verslaving best veel weet van landen in de wereld. Blinde vlek.

Dan tot slot, en dit is gevaarlijk terrein, iets over het uiterlijk van Nina Simone, vooral in de latere fragmenten. Hoe ouder mensen worden, hoe meer mannen en vrouwen op elkaar gaan lijken. Nina Simone had dit ook, door gebrek aan make-up misschien ook, en door haar zeer korte haar. Laat ik het maar gewoon zeggen: ik zag een zwarte man voor de piano staan.

Het was een mooie reminder dat, waarschijnlijk, vrijwel elke vrouw er als een man uit zou zien, als zij haar haar zou millimeteren en geen make-up zou doen. Het liet zo heel mooi zien hoe gender inderdaad een construct is, een serie afspraken over uiterlijkheden waar we gewend aan zijn.

Genoeg om over na te denken dus, en een aanrader ook wel, die documentaire. Dan ga ik nu op zoek naar een opgenomen concert.

Edit: Het is deze geworden. Ik publiceer ook te snel, na publicatie bedacht ik me dat ik nog dieper in wilde gaan op mentale gezondheid en strijden voor gelijke rechten. Dat komt later nog eens dan, als ik er dieper over nagedacht heb.

Doen alsof ik Keti Koti ken

Ik heb alweer even niets meer gepost over het onderwerp, maar de afgelopen weken ben ik nog steeds veel aan het lezen over hedendaags racisme en ons slavernijverleden. In het begin schreef ik daar wat meer over, maar naar mate je meer leest, merk je beter hoeveel je eigenlijk nog niet weet over het onderwerp. Het gaat vrij diep.

Voorheen zei ik nog dingen als ‘ik heb in de Bijlmer gewoond’, alsof ik daarmee alles van dit onderwerp wist. Ja, ik wist dat er elk jaar een festival werd georganiseerd, maar pas zeer recent kan ik Kwaku en Keti Koti uit elkaar houden. Ja, ik kwam wel eens in de World of Food, maar iets anders dan McDonalds en een pizza heb ik er nooit gegeten. Ja, ik kwam wel eens op het Anton de Komplein, maar vooral afremmend met fiets om daarna de Albert Heijn in te duiken.

Inmiddels weet ik dat De Kom de auteur is van Wij slaven van Suriname, dat klaar ligt op de leesstapel nu Hallo witte mensen uit is. Ik doe mijn best om achterstand in te halen, maar voel me tussendoor ook een volstrekt nutteloze boekenlezer op de bank. Gaat dit probleem zich echt oplossen als ik me door alle links op Withuiswerk.nl heen heb gewerkt?

Het is fijn om het gevoel te hebben vorderingen te maken. Iemand vroeg me wat ik dan vond van Sylvana Simons, of ik haar niet ook irritant vond. Nee, irritant is nooit het woord geweest, maar helemaal begrepen heb ik haar vast ook niet altijd. Maar, van de week keek ik een documentaire die haar volgt tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van Amsterdam in 2018. Halverwege is een vrij lang fragment waarin ze in discussie is met een witte man. Mijn gevoel van vorderingen maken zit erin dat ik voor alle waarschijnlijk irritante dingen die ze tegen hem zei, klappend op de bank zat: yes, precies dat.

Om toch even te expliciteren: Sylvana Simons, witte mannen, institutioneel racisme, ons slavernijverleden, discriminatie, Anton de Kom en de eetstandjes bij World of Food… dat zijn allemaal totaal andere dingen. Dat is wat ik bedoel, dat het vrij diep gaat. Er is hier zo’n enorme weggestopte wereld, die allemaal ook Nederland is.

Het is ook gek hoe ontzettend gepolariseerd er op dit moment met deze wereld om wordt gegaan. Kennelijk is het heel ‘links’ om je oprecht af te vragen wat Keti Koti is en hoe je je tot slavernij verhoudt. Om gewoon te luisteren naar wat mensen vertellen over hun ervaringen in hun eigen land, te erkennen dat ook niet-witte mensen recht hebben op een goede relatie met de politie.

Ergens heeft ‘rechts’ gelijk. Hoe meer ik me verdiep in het ongemak van de slavernij, hoe ongemakkelijker ik juist ‘de Nederlandse trots’ vind. Hoe harder zij roepen dat Nederland zo geweldig is, hoe minder ik er bij hoef te horen.

Tuurlijk, ik wil best trots zijn op Nederland, maar dan met inachtneming van de nuances die dat met zich meebrengt. Ik ben en voel me niet verantwoordelijk voor de slavernij die mogelijke voorouders hebben gepleegd. Ik ben en voel me wel verantwoordelijk om de overblijfselen die we nu nog zien op te heffen.

Dus, zelfs al was ik vorig jaar nog volstrekt onbekend met deze dag, of misschien juist ook wel daarom: het lijkt me een goed idee om van Keti Koti een nationale feestdag met herdenking te maken.

Ik was gisteravond twee minuten stil met een livestream uit Rotterdam. De twee minuten deden me denken aan die andere twee minuten uit mei, waar we ook stilstaan bij vrijheid. Ook de huidige generatie Duitsers valt weinig aan te merken over hun rol in de jaren 40. Ook bij Keti Koti zijn verhalen te vertellen over het verzet. Er zijn in beide gevallen paralellen te maken naar de huidige tijd. Het lijkt me niet meer dan logisch dat we hier eens per jaar bij stil staan, met voordrachten en stilte, en daarna dan feest vieren over wat nu kan.

Gezien de staat van het debat zijn we nog wel een paar jaar van dat punt af, maar ik zet het alvast in mijn agenda om volgend jaar vrij te vragen.

Tot slot een incompleet lijstje van dingen die ik tot me nam, omdat er zo veel te vertellen valt, maar ook al verteld is:

Mobiel blijven tijdens corona, en daarna

We zitten nu drie maanden en een week in De Situatie. Als je er niet teveel op let merk je het niet eens meer. Straten zijn vol, terrassen zijn vol, mensen zitten weer gewoon bij elkaar in het park. Als je goed kijkt zit er anderhalve meter tussen, maar als je beter kijkt soms ook niet.

Zelf ga ik weer anderhalve dag in de week op de fiets naar kantoor, omdat ik anders aan letterlijk grenzend gek werd. De eerste keer was op 3 juni, en achteraf bedacht ik me dat dat de eerste keer in net iets minder dan drie maanden was dat ik langer dan 3 uur niet thuis was geweest.

Daarna ging het harder, inmiddels heb ik meerdere van die dagen gehad, waarin ik toch redelijk veel mensen zie en langere periodes niet thuis ben. Ik kom nu dus zelfs weer met enige regelmaat in het centrum van Nijmegen.

De gekste dag was misschien wel vorige week zaterdag, toen ik eerst met 15 mensen die ik nog niet kende in een lokaal gezeten heb om de Wegenverkeerswet te leren, en daarna aansloot bij een parkfeestje van een jarige vriend. Alsof er niets aan de hand was, los van de ruimte tussen alle personen.

In een straal van 10 kilometer

Eén van die dingen die nog steeds staat, is dat ik mij nog altijd niet buiten een straal van 10 kilometer rond mijn huis heb verplaatst. Komende donderdag is het magische moment, omdat ik dan in Arnhem moet zijn om iets te regelen voor mijn rijbewijs. Daarmee heb ik dan eindelijk een essentiële reis te pakken.

Want dat is het devies momenteel: het OV is alleen voor essentiële reizen. Wij zijn in Nederland niet opgesloten geweest in onze huizen, maar een deel van ons is wel opgesloten in onze eigen woonplaats, min of meer.

Voor mij betekent dat dus dat mijn drie opties zijn om te wandelen, te gaan hardlopen, of om op de fiets te gaan. En dan doe ik het met die straal van 10 kilometer naar omstandigheden nog best aardig.

Ik weet dat er in vorige eeuwen mensen waren die hun hele leven nauwelijks buiten zo’n straal kwamen, maar voor mij is dit niet normaal en hoewel het went wil ik ook liever niet dat het normaal blijft.

In de auto dan maar

Ik hintte er al een paar keer naar: ik ben zodra het weer mocht in een lesauto gestapt. Mensen die het met me over auto’s hebben gehad zal dat verbazen. Ik ben nogal een fan van het OV en de fiets, heb altijd geroepen dat ik geen auto nodig heb en heb zelfs een beetje radicale anti-auto-ideeën verkondigd.

Een paar jaar terug las ik bij De Correspondent het woord ‘treinfietser’. Het artikel waar het in stond legde uit dat een groot deel van het Nederlandse verkeer zo kon worden benoemd, terwijl we daar voorheen alleen de losse woorden ‘fietser’ en ‘treinreiziger’ voor hadden. Die twee losse woorden verwezen ook naar twee losse groepen. Door de treinfietser een naam te geven, kon hij door de statistiek en politiek worden gezien.

Maar los daarvan identificeerde ik me direct met dit woord. Eenmaal in de lesauto gestapt, legde ik ook direct uit dat ik een ‘door De Situatie in de auto geduwde treinfietser’ ben. Ik zeg dat nog steeds met trots, zo van: het is niet mijn idee.

Ik moet zeggen: het heeft ook wel wat. Na de eerste doodsangst van ‘wow we gaan 50’ en ‘zeker weten, 70?’ wen je aan de snelheid en is het net een spel. Ik betrapte mezelf erop dat ik het eigenlijk best leuk vond om random rondjes door Nijmegen te rijden zonder doel. Ik bedacht me ook direct dat er mensen zijn die dat doen, als tijdverdrijf.

Ergens ben ik wel blij dat mijn ruzie met de koppeling de boel nog een beetje relativeert.

Het recht van de snelste

In de kantine van de rijopleiding, wachtend op de instructeur voor de Theoriedag, las ik opzichtig het boek Het recht van de snelste van Thalia Verkade en Marco te Brömmelstroet (de fietsprofessor). Het was mijn poging om te laten zien: ik ben hier wel maar niet vrijwillig. Inmiddels heb ik het boek uit.

Dankzij dit boek ontdek ik dat het helemaal niet zo vanzelfsprekend is dat we overal die fietspaden hebben liggen. Daar is hard voor gestreden. Dat ik vrienden en familie aan twee zijden van het land heb, en toch 30 jaar geen rijbewijs nodig heb, is een luxe die zeldzaam is.

Ook wijst het boek op de vrij dominante positie van de auto in onze publieke ruimte, ook in Nederland. Hoeveel vierkante kilometers asfalt er wordt neergelegd, vaak ook puur het parkeren van auto’s. En ook hoe gek het is dat we het normaal vinden dat er zoveel slachtoffers bij vallen, en daarbij in berichtgeving steeds het slachtoffer de schuld geven (‘het kind keek niet uit’) en de auto als ding zien (‘busje schept voetganger’), en zo de dader (of ongewenst medeplichtige) uit beeld houden. Het is heel erg het lezen waard. Ik heb gehuild.

Maar nu dus De Situatie

Ergens komt het boek ongelukkig uit, zoals veel dingen momenteel ongelukkig uit komen. In Parijs schijnt de fietser door De Situatie helemaal in opkomst te zijn. Met steeds grotere aantallen veroveren ze de stad, filmpjes van auto’s die zich ongewenst voelen komen voorbij op Twitter.

Maar tegelijkertijd kan ik hier in Nijmegen dus niet naar Leiden, Den Haag of Amsterdam, omdat ik nu een reden moet hebben om in de trein te mogen zitten. De auto, als rijdende privé-ruimte, kan wel gebruik blijven maken van de publieke ruimte en zo het land oversteken.

Mijn intentie is om iets met een deelauto te gaan doen, beginnend met GreenWheels, want die staat om de hoek. Een auto bezitten gaat me veel te ver. Het is goed, voor mezelf, om met een rijbewijs extra mobiliteitsopties te creëren. Van de vier broers heeft alleen een partner een rijbewijs, en die heeft ook al tijden niet gereden. Wie neemt het stuur van mijn ouders over? Het voelt alsof ik die plicht heb, iemand in onze familie moet het doen.

Maar toch heb ik het er moeilijk mee, zeker ook na het boek. Meedoen is stemmen vóór het gebruik van levensgevaarlijke machines, grote bakken metaal die we op hoge snelheid door onze publieke ruimte drijven, waarvan we grote delen vrij maken van obstakels en waardoor iedereen overal moet opletten.

Mijn doel is niet dat rijexamen halen. Mijn doel is leren om op een veilige en milieu-bewuste manier deel te nemen aan het verkeer als automobilist. Het is gek dat we dat alleen aan de poort reguleren: kijk alle straatjes in, binnen-buiten-naast-richting, breed kijken. Zodra je door de poort bent wordt je alleen nog bijgestuurd met een paar snelheidscontroles en als je daadwerkelijk iets of iemand geraakt hebt.

En hierna

Maar het boek laat ook zien dat – hoewel veel op de automatische piloot gaat en het moeilijk is tegen de stroom in te roeien – het wel helpt om je druk te maken over dingen. Ik weet nog niet precies waar ik moet beginnen, maar ook als ik een rijbewijs heb kan ik tegen auto’s in steden blijven. De Situatie zal overgaan en dan komt de treinfietser terug. Ik ben ook vegetariër, ik weet hoe ik mezelf het comfort van meestromen met de massa kan ontzeggen.

En wie weet duurt mijn ruzie met de koppeling wel langer dan de zoektocht naar het vaccin. Donderdag in elk geval met reden naar Arnhem, met de trein.

Murw

Ik was weer even een paar dagen stil. De liveblogs van de Black Lives Matter-demonstraties zijn weg, het NOS-journaal heeft het er niet meer over. Door de juiste mensen te volgen blijf ik over racisme en anti-racisme lezen op Twitter, maar ik wil er zelf niet te drammerig mee overkomen. Bovendien: ik moet juist lezen.

Maar het is veel, dus zit ik nu met een overstromend hoofd. Ik moet er nu wat over delen, omdat ik anders gek word. De informatie moet ook weer verwerkt worden. Zie deze post als een samenvatting van wat ik tot me heb genomen, met wat achtergrond.

Merk op dat ik dit merendeel heb gevonden op Withuiswerk.nl, maar ook zelf wat heb gegrasduind.

Zwart als roet

In een ver verleden (2014) heb ik de documentaire Zwart als roet van Sunny Bergman gezien. Uiteraard was ik was in 2011 ook verbaasd toen Quinsy Gario ons vertelde dat zwarte piet niet kon, en ik kwam in 2013 al heel blij met de roetveegpiet als oplossing. Toch duurde het dus nog tot deze documentaire dat ik er echt de ernst van in zag. Sindsdien is gelinkte post dus ook een privé-post, omdat ik vond dat ik te snel het roetveegpad op ging.

Uit de documentaire kreeg ik mee dat ik niet vrij was van racisme, maar verder dan dat kwam ik nog niet.

Ik woonde die tijd in de Bijlmer, en ik merkte op dat ik ’s avonds bij het thuiskomen “ojee” dacht als ik een jongen met een niet-Westerse achtergrond tegenkwam, maar bij witte jongens geen probleem had. Ik merkte op dat er in de Albert Heijn een duidelijke scheiding was tussen de vrij witte rij voor de pinkassa en de gemengdere rij die met contant wilde betalen. Ik dacht dat ik nu wist dat ik racist was en dat het daarmee oké was.

Ik kende de naam Anton de Kom, van het plein, en dat het een Surinaamse schrijver was. Niet wat hij geschreven had, waar hij voor streed, waar hij stierf.

Mijn mening over zwarte piet is in de jaren daarna wel veranderd naar ‘laten we er toch mee stoppen’, maar dat kwam vooral omdat de overkant zich zó enorm aan het ingraven was dat ik er eng van werd. Wat is er in vredesnaam zo gezellig aan een kinderfeest waarbij je zo krampachtig ‘Nederlander’ wil zijn?

Wel was ik ook trots op mijn woke-heid. Twee huisgenoten later in Nijmegen hadden niet gedacht ooit een Nederlander te ontmoeten die tegen zwarte piet was. ‘Jij snapt dit toch?’ Ik was trots dat ik een ander geluid had laten horen en kon weer lekker verder met niets doen.

Wit is ook een kleur

Nu met de demonstraties in de VS en in Nederland werd ik opnieuw met dit onderwerp geconfronteerd. Zoals ik eerder schreef keek ik ‘het vervolg’ op de documentaire van Sunny Bergman: Wit is ook een kleur. Die was heel ongemakkelijk en wees me erop dat ik helemaal nog niet zo ver was als ik dacht dat ik was.

De documentaire laat een sessie zien met een heel diverse groep, die ze in een lijn laten staan in een gymzaal. Er volgt een lijst stellingen over het dagelijks leven waarbij de personen een stap naar voren moeten zetten als ze vinden dat het op hen slaat, en naar achter als het niet zo is. Het eindresultaat is dat alle witte mensen vooraan staan.

Daarna praat de groep na in een kring. De witte mensen voelen zich vaak aangevallen en praten dwars door alle verhalen heen, terwijl ze met hun eigen voorbeelden van ongelijkheid komen. Eigenlijk wordt er niet echt geluisterd, tot ze erop worden gewezen dat ze niet echt luisteren, en zelfs dan blijft het moeilijk.

Het is allemaal erg pijnlijk om te zien, maar ook herkenbaar: ik zou ook naar dergelijke voorbeelden grijpen om me te verdedigen en het niet te hoeven horen. Niet omdat ik heb besloten dat ik het niet wil horen. Maar kennelijk wil ik het toch echt niet horen. Dankzij de documentaire ben ik me daarvan bewust en probeer ik te horen wat ik niet wil horen.

Hiermee geconfronteerd vond ik dus dat ik 1) meer moest lezen over zaken, mezelf bewuster maken en 2) mensen aan moest spreken op de dingen die ik nu zag en het te wijzen op middelen zoals Withuiswerk.nl.

Verdacht

Black Lives Matter is een protest tegen Amerikaans politiegeweld en we kunnen het daar over hebben. Maar ook onze politie is niet altijd lief voor iedereen, en dat keert zich ook tegen andere niet-witte mensen. De documentaire Verdacht bevat veel schrijnende verhalen.

Waarom vinden we het oké dat mensen met een andere huidskleur continu staande worden houden?

Omdat statistiek uitwijst dat dat zin heeft, zei een van de personen met wie ik hierover in discussie ging. Deze persoon vindt zichzelf niet racistisch, ziet het juist als een redelijk en misschien zelfs wetenschappelijk argument. Een dobbelsteen gooien is minder efficiënt.

Ik vind dat onzin. Er zijn genoeg witte Nederlanders die ook niet deugen. Als je bij niet-witte Nederlanders consequent de auto overhoop haalt, terwijl je witte Nederlanders laat doorrijden, snap ik dat je statistieken uiteindelijk aantonen dat niet-witte Nederlanders minder deugen.

Maar nog los daarvan: de voorbeelden zijn echt schrijnend en vaak overduidelijk racistisch. Je hebt ook als niet-witte Nederlander recht op een sportauto, zonder elke keer aan de kant te worden gezet. (Zeg ik als niet-autofan.)

Changing gears.

1619

De moeilijke gesprekken zijn soms ook met mensen die dichtbij staan. Juist de mensen van wie ik hou zie ik graag als goede mensen, maar ze zeggen soms wel dingen die ik problematisch vind.

Een van hen vertelde over vriend W., die heel gezellig was, maar wel steeds begon over het verleden. Vriend W. kwam uit Suriname. Zelf zag deze persoon geen kleur, maar juist omdat vriend W. steeds maar weer begon over dat slavernijverleden, ontstond de associatie. Door er zelf steeds over te beginnen, werd vriend W., die normaal altijd heel gezellig was, een steeds minder fijne gesprekspartner. Op deze manier riep vriend W. het zo over zichzelf af.

Zo’n gesprek is ontzettend lastig, zeker telefonisch. Ik kon alleen maar ‘auw auw auw’ denken, maar ik had ook niet de juiste antwoorden om hier tegenin te gaan.

De reden dat ik er geen antwoorden op had, is omdat ik eigenlijk zelf ook niets weet over het slavernij-verleden. Om mij heen krijg ik tips over 1619, de podcast van de New York Times, en die is inderdaad goed. Ook heb ik de film 12 Years a Slave (2013) gezien deze week. Beiden geven een inkijk in de wereld van slavernij.

De podcast vertelt het verhaal van hoe Amerika is opgebouwd door tot slaaf gemaakten, waar vooral witte mensen beter van werden, maar dat bepaalde structuren daar nog steeds doorwerken tot de dag van vandaag. Nog altijd lijkt men te denken recht te hebben op goedkope arbeid van zwarte inwoners. Nog altijd is er sprake van een kloof die in stand wordt gehouden of soms juist actief wordt vergroot.

De film 12 Years a Slave geeft juist een inkijk in hoe het was om tot slaaf gemaakt te zijn. Wel vanuit het wat veiligere perspectief van iemand die eerst in het noorden een vrij man was en na een kidnap tot slaaf gemaakt wordt in het zuiden. De titel verraadt het eind: hij wordt bevrijdt. Een happy ending voor de hoofdpersoon, maar een makkelijk einde voor een film en de kijker.

De plantage van onze voorouders

Maar zelfs al geeft de podcast 1619 minder ruimte om je achter te verschuilen dan 12 Years a Slave, het beschrijft slavernij nog altijd als iets dat een probleem was in Amerika. Aangezien we veel cultuur importeren vanuit Amerika (en hebben geïmporteerd naar Amerika) moeten we ons daar zeker toe verhouden. Toch hebben we hier thuis nog genoeg in de kast liggen ook.

Daarom luister ik dus ook de nu nog lopende podcast-serie van de VPRO: De plantage van onze voorouders. De podcast-maakster duikt daarbij in de geschiedenis van haar eigen (adellijke) familie. Daarbij komt ze een plantage tegen, en zo ook de familie die afstamt van de tot slaaf gemaakte mensen van de plantage.

In die serie wordt het een paar keer aangehaald: hoe idioot weinig wij witte Nederlanders weten van die periode, omdat we er nooit naar kijken. Omdat we ons ervoor schamen, omdat we zeggen: wij hebben het niet gedaan. Maar als we het niet gedaan hebben, waarom schamen we ons dan? Waarom kijken we er niet gewoon naar?

Deze podcast kijkt er wel naar. Het is een erg persoonlijk verslag en legt daarmee veel bloot. En zo moeilijk is het ook weer niet om het te luisteren.

Niet dat ik nu weet wat ik met de slavernij aan moet, maar het helpt om er gewoon naar te kunnen kijken, er weet van te nemen. En misschien is dat uiteindelijk ook wel alles wat we ermee moeten: erover leren en erkennen, in plaats van het wegstoppen en vergeten.

Ik zou nog wel een hele blogpost vol willen schrijven met hoe bizar de hele situatie eigenlijk is, maar laat ik dat even opsparen voor een andere keer. Het is ook niet mijn verhaal, ik vertel het alleen maar na.

Als links mens lekker op een zwaard vallen

Terug naar het erover praten met mensen. Dat doe ik dus ook. Het merendeel van deze gesprekken is dankzij De Situatie op afstand, maar ik spreek mensen erop aan als ze dingen zeggen die volgens mijn nieuwe kennis niet in orde zijn.

De opener tot het gesprek was vaak dat ik op de demonstratie in Nijmegen ben geweest. Daarmee kon ik over de anderhalve meter op de Dam heen stappen en zeggen dat ik het zo zonde vond dat dat afleidde van de boodschap.

Iemand was verbaasd dat ik, verder zo voorzichtig in deze periode, dan toch naar een demonstratie ging voor zoiets nutteloos. Ik probeerde het nut aan te tonen, maar kon toch ook niet overal antwoord op vinden. Ik moest denken aan wat ik op Twitter las. Iemand riep dat linkse mensen in racisme een zwaard vonden waar ze lekker in konden vallen. Lekker zwelgen in schuld en de Nederlandse cultuur verloochenen. Mijn gesprekspartner ging niet zo ver, gelukkig.

Ik vind het is lastig. Als ik niet op tijd genoeg heldere argumenten vind, moet ik me dan laten overtuigen dat er inderdaad niets aan de hand is, dat iedereen het wel eens moeilijk heeft in onze maatschappij? Of moet ik het gesprek afronden en op zoek gaan naar nog meer argumenten? Door gesprekken af te kappen tot je betere argumenten hebt, kom je uiteindelijk in een sekte terecht. We graven ons erg in en zien elkaars punten niet meer.

Toch denk ik dat als we graven, we best nog even kunnen graven in ons slavernijverleden. Je weet pas of je er iets mee moet als je weet wat het is. En breder: hoe bizar is het verhaal van de Europeaan die op een bewoond eiland aankomt en zegt dat hij het ontdekt heeft. Wat zegt dat over de mensen die er wonen? Wat zegt dat over de Europeaan? Ik snap dat sommige mensen een hekel aan ons hebben, vooral omdat we dit onderwerp zelf volstrekt negeren.

Al met al ben ik dus soms minder in touch met ‘mijn’ mensen, maar heb ik het idee dat ik de wereld als geheel beter snap. Maar ik ben er nog lang niet. Ik studeer nog even door, ik hoop jij ook.

Tussen niet mee bezig en neutraal

Iemand vroeg me wat mijn mening was over diepvriesgroenten. Mijn antwoord was dat ik geen mening had over diepvriesgroenten. Ik vervolgde wel dat ik ze nooit at, en dat ik ze bij mijn laatste poging niet lekker vond.

Niet lekker vinden is ook een mening, vond hij, en daar gaf ik hem gelijk in. Hij vertelde wat hij zoal maakte met diepvriesgroenten, dat het fijn was om ze gewoon in voorraad te hebben. Als je je eten goed kruidt merk je er niet zo veel van — hé, dat zijn mijn eigen woorden als ik het over vlees heb met iemand die dat nog eet.

Ik gaf toe dat ik inzag dat diepvriesgroenten ‘groener’ zijn, omdat er bij verse groente sneller gehandeld moet worden en er dus meer verlies in zit. Diepvriesgroenten kan je efficiënter vervoeren. Ik had het er nog over dat ik met de credits die ik verdien door geen vlees te eten, waarschijnlijk nog wel even verse groente mag blijven eten.

Terwijl ik dat typte begon ik te twijfelen. ‘Mag blijven eten’? Kennelijk heb ik hier meer een mening over dan ik zou denken. ‘Ik kom gewoon nooit in de buurt van het vriesvak.’ Ja, maar waarom dan?

Ik weet niet precies waar mijn gesprekspartner nou op uit is. Het gesprek is nog bezig en als een briefwisseling: langere berichten en het duurt soms een dag voor er antwoord komt. Maar het legt iets interessants bloot: ik heb een mening over diepvriesgroenten, terwijl ik dacht van niet.

Volgens mij is dit een goed voorbeeld dat laat zien dat ‘er niet mee bezig zijn’ niet hetzelfde is als ‘neutraal zijn’. Als je ergens niet mee bezig bent, maak je waarschijnlijk automatische beslissingen. Beslissingen, automatisch of niet, zijn zelden neutraal.

Ik denk niet dat het voor diepvriesgroenten wereldschokkend is om automatische beslissingen te maken. Het is wel goed om eens over na te denken. Maar je zou je ook andere momenteel actuele onderwerpen kunnen verzinnen, waarbij je beslissingen meer impact hebben. Voer tot nadenken.

Praten over racisme

Gisteravond had ik een gesprek met vrienden over racisme. ‘De Dam was te druk’ is nu een trigger geworden waarop ik kan zeggen dat het in het Goffertpark wel mee viel toen ik er was, en dat het jammer is dat het de boodschap zo overschaduwt.

Ik vertelde over de documentaires die ik keek en de blogposts die ik schreef, en over mijn eigen racistische gedachte over de Nederlandse ambassadeur in Nigeria. Ik gebruikte dat opnieuw als voorbeeld waarom ik denk dat het niet handig is om ‘racisten zijn slechte mensen’ te zeggen, omdat niemand zich als een ‘slecht mens’ zal identificeren, en dan ook nooit kritisch naar zichzelf kijkt.

Zij vonden dat ik hierin wel ver ging. Er is toch een duidelijk verschil tussen een echte racist, die ronduit en gemeend racistische opmerkingen maakt of geweld pleegt, en aan de andere kant dit soort nog tamelijk onschuldige gedachtes van iemand die het verder goed bedoelt. Ik moest hen gelijk geven: er zit daar een verschil.

Toch wilde ik er ook niet helemaal in meegaan: deze automatische gedachten zijn wel een onderdeel van het probleem. Het is en blijft zaak ze te herkennen en actief te ontkrachten. Je wil niet het risico lopen dat je op een bepaald moment op de automatische piloot beslissingen maakt die wél gevolgen blijken te hebben.

Het is interessant dat zij mijn gedachten probeerden goed te praten, terwijl ik juist mijn eigen gedachten als voorbeeld neem, omdat ik daarmee niet hun eigen zelfbeeld kwets. Het afweermechanisme zit dus zo diep dat ook andermans gedachten verzachtend worden weggedacht.

We eindigden rond de vraag of je, als je er verder eigenlijk niet mee te maken hebt als wit persoon, je er eigenlijk wel iets mee hoefde te doen. Het idee van ‘ik doe niets, dus vererger ik ook niets’. Dat heb ik ook genuanceerd: wij als witte mensen krijgen diverse kansen aangeboden, die we als vanzelfsprekend zien. Die kansen zijn dat echter niet voor iedereen. Door niets te doen blijf je profiteren van een systeem dat jou voortrekt. In wezen ben je dan medeplichtig.

Het is waar dat je niet actief bezig bent leed te veroorzaken. Het is waar dat jij als individu de situatie niet zo gecreëerd hebt. Het is waar dat je niet wist dat je er meer van profiteerde dan anderen. Nogmaals: je bent geen slecht mens. Maar gewoon doorlopen alsof er niets aan de hand is, is misschien niet de juiste morele keuze.

Kijk. Als de wereld een spel is waarbij witte spelers meer kansen hebben, dan is het voor de witte spelers natuurlijk beter de ongelijkheid te laten bestaan. Maar dat, lieve mensen, is volgens mij het type enge racisme waar iedereen overduidelijk tegen moet zijn.

Mijn punt hier is dat het niets doen tegen racisme snel overgaat in dat spel waarbij de witte speler zijn voordeel laat bestaan. De bal ligt bij ons, wij moeten dit spel veranderen.

Wat te doen dan? Praat erover, juist ook als witte mensen onder elkaar. En lees en kijk en luister, zie daarvoor Withuiswerk.nl. Ja, het is even ongemakkelijk, maar hoe vaker je het doet hoe gewoner het wordt en hoe minder de avond verpest is. De actualiteit helpt daarbij als legitimatie, dus juist nu is het makkelijker te beginnen.

Maar vooral: begin.

Witte man identificeert zich in games

Vooral voor de titel hier? Zie eerste kopje.

De afgelopen dagen doe ik mijn huiswerk door op Withuiswerk.nl documentaires op te zoeken en te kijken. Eergister kwam daar I am not your negro bij, die alles weer comfortabel in Amerika liet afspelen en dus bijna ontspannend was in dat opzicht. (Het is niet erg om je als Nederlander in Amerika te verdiepen, maar vergeet ook je eigen omgeving niet.)

Gister ben ik naar de demonstratie in Nijmegen gegaan, wat ongemakkelijk was, want ik ga niet zo vaak naar demonstraties. Achter me stond een wit gezin met luidruchtig kind die het heel goed bedoelde, maar waarvan de vader toch vooral uitlegde dat ‘Amerikaanse agenten stout zijn geweest’, en dat ‘iedereen natuurlijk gelijk is’. Hoewel juist, vroeg ik me af hoeveel meer mensen op dat plein er net te simpel over dachten. Ik meen dat ze verdwenen nadat een tweede golf van ‘weg met zwarte piet’ over het veld ging, maar het zal de regen wel zijn geweest.

Dus los van dat ik hoopte dat mijn intenties juist waren en juist werden geïnterpreteerd, vond ik het lastig om zo in het veld te staan. Na een tijdje probeerde ik alleen te klappen als ik verstond wat er gezegd werd. Ik had een bordje moeten maken. Op een veld anderhalve meter uit elkaar staan mist de nuance die ik hier – op mijn weblog – wel kwijt kan. Maar ik ben blij dat ik heb bijgedragen aan een protest dat groter werd dan aangekondigd, maar wel de anderhalve meter hield. Hopelijk kunnen mensen eens naar de inhoud kijken nu dat normaler wordt.

Games, zei je?

Ja, games. Het is geen geheim dat ik de afgelopen weken verslaafd ben aan Animal Crossing: New Horizons. In het spel ga je mee met de wasbeerhond Tom Nook, naar een onbewoond eiland, waar je met twee andere beesten (in mijn geval een paard en een vogel) eerst gaat kamperen en later wonen. Gaandeweg bouw je het eiland verder uit, waar Tom Nook flink mee aan het verdienen is, maar de wereld ziet er verder heel schattig uit, en het is maar een spelletje.

Anders dan alle karakters in het spel, ben jij een mens, en aan het begin mag je vertellen hoe je eruit ziet. Daar mag je natuurlijk ook een huidskleur kiezen. Waarom ik het opbreng hier: ik identificeer mijzelf enorm in mijn avatar, hoewel hij (uiteraard) veel korter is en verder veel meer cute en kawaii is dan ik ooit zou kunnen zijn. Hij is ook nog eens veel blonder, en uiteraard wit.

Het is denk ik dikke prima dat ik dat doe. Kennelijk ben ik diep van binnen een schattige kleuter die zich door jock-paard Buck ‘twink’ laat noemen. Aangezien het binnen die wereld volledig coherent is, heb ik er verder geen moeite mee. Ik breng het hier op, juist omdat ik me zo heel duidelijk identificeer met mijn avatar, en dat het me zo onredelijk blij maakt.

In bed dacht ik dus: Animal Crossing is daar een fijn spel in, want iedereen mag binnen de gegeven collectie kapsels, neuzen en huidskleuren een poppetje maken die hen vertegenwoordigd. En daarbij mag iedereen afstand nemen van de werkelijkheid, of er juist lekker dicht tegenaan gaan zitten. Het resultaat is blije mensen die zich identificeren met de hoofdpersoon. Jammer dat dat niet in alle spellen kan.

Kan dat niet in alle spellen?

Kijk, want hier stuiten we op de eerste goedbedoelde racistische gedachte van de dag. Ik bedoel het goed: ik zou willen dat alle spellen een huidskleur-selector zouden hebben voor optimale identificatie. Het probleem zit erin dat ik het idee direct verwerp als ‘onmogelijk’.

Het spel waar ik hierna aan moest denken was de Zelda serie, meer specifiek Breath of the Wild. De hoofdpersoon Link is nu eenmaal een witte jongeman, dat is hij al jaren. Maar, bedacht ik me daarna: hij heeft ook onnatuurlijk lange oren. En we zitten sowieso in een wereld waar nog moblins, octoroks en decu-scrubs rondlopen. (Ik wil even over de verschillende volkeren die allemaal door Link moeten worden bevrijdt heenkijken. We hadden het over identificatie met de held.)

Waarom kan, in een wereld die al op zo veel punten niet de onze is, de hoofdpersoon niet gekleurd zijn?

Als neerlandicus meen ik te kunnen analyseren dat het verhaal het niet nodig heeft. Als programmeur kan ik je vertellen dat de implementatie hiervan triviaal zou zijn: voor vijanden is het heel gebruikelijk een ander uiterlijk over hetzelfde skelet te laden, of om een andere shader toe te passen. Het implementeren van het selectie-menu is het meeste werk. Maar hoewel ik dus genoeg expertise heb om te zien dat er geen verhaal- of technisch-technische grond is, verwierp mijn hoofd direct de notie van een gekleurde Link.

Kijk, ik zie de artistieke vrijheid. Ik zie dat historische spellen hier niet helemaal in mee kunnen gaan. Ik zie een lijst aan andere ‘eigenschappen’ die je ook aan je held zou willen aanpassen ten behoeve van identificatie. En ik zie de boze gamers die gaan tieren als we Link ook beschikbaar maken in andere smaken. Maar een groot deel van die redenen doet veel minder ter zake dan je op het eerste moment ziet. Laat die gamers tieren. Zoek die spellen waar het wel kan. Overweeg het in je artistieke proces.

Ik wens iedereen de vreugde van de identificatie toe die ik vind in Animal Crossing en Zelda.

Het is niet oké

Gister schreef ik een vrij lang stuk over waar ik nu zit met mijn ideeën over racisme. Zoals ik aan het eind zei is dat alles een continue work-in-progress. Vanavond wilde ik een film kijken, maar ik besloot de oproep op Twitter ter harte te nemen en mijn witte huiswerk te doen op Withuiswerk.nl. En jemig wat is dit moeilijk.

Ik keek de TEDtalk Recognizing Privilege: Power to All People (13:51), het Youtubefilmpje Everyday racism: what should we do (3:49) en tot slot de documentaire Wit is ook een kleur (51 min). De eerste snapte ik niet zo, uit de tweede begreep ik dat ik privileges had, en dan dus die laatste.

Laat ik het zo zeggen: het is ontzettend moeilijk om die documentaire te zien. Ik ga hem binnenkort nog eens opzetten. Ik ben echt diverse keren half van de bank opgestaan van ongemak. Het is dat ongemak waardoor ik snap dat mensen liever boos worden op de documentaire dan ‘m aan vrienden en familie aanraden. Maar het is wel belangrijk om er doorheen te komen. Ik heb gehuild bij het stukje waar Tofik Dibi vraagt hoe hij het verhaal beter kan verpakken. Omdat hij dat gebaar niet hoeft te doen. Wij moeten dit uitzitten en inzien. Het is echt vreselijk.

Het doet me denken aan een moment in een café in Nijmegen, jaren geleden, waar een vriend van me huilend naar mij toe kwam. Hij, als hetero, had altijd gedacht dat het in Nederland oké was om homo te zijn. Maar die avond – en meer context weet ik niet – besefte hij zich dat het niet oké was. Dat er nog steeds zo veel is dat homo’s maar voor lief nemen, waar hetero’s blind voor zijn.

Ik voel me nu die huilende vriend. Het is niet oké in Nederland en de wereld. En we zien het niet eens, voelen ons zelfs aangevallen als iemand het laat zien. We denken van onszelf dat we goed bezig zijn, maar het is niet genoeg. Ik kan het niet goed uitleggen, maar kijk die documentaire en doe je witte huiswerk. En ga door als het pijnlijk wordt.

Black Lives Matter

Ik durf niet zo veel over racisme te zeggen omdat ik niet goed weet wat ik erover kan en mag zeggen. Dingen die ik vroeger dacht of zei bleken later niet juist. Niet wereldschokkend onjuist, maar toch net ernaast. Afgelopen dagen gaan veel stemmen op dat niets zeggen ook onjuist is, dus bij dezen waag ik een poging.

Het lastig om als witte man hier iets over te zeggen. Ik val op mannen, dat scheelt iets, maar het blijft inleven. Deze post is een poging om samen te vatten wat ik momenteel denk dat juist is, maar ik ben open voor correctie.

Dat laatste ligt ook gevoelig: het mijn eigen taak mezelf te informeren en ik moet niet gaan zitten wachten tot anderen me verbeteren. Ik moet zelf actief op zoek naar wat ik fout doe. Dat voelt als nogal veel werk.

Wat gewoon zo is

Als lid van de meerderheid zie je om je heel vooral hoe de wereld ‘gewoon’ is. Omdat de wereld uit eindeloos veel informatie bestaat, filteren we, en zien we vooral de dingen waarvan we al wisten dat ze er waren. We zien meer van onszelf en gaan er daardoor vanuit dat de wereld uit meer van onszelf bestaat.

Het heeft ook een functie: als we niet zouden filteren, zouden we continu zo overspoeld worden door informatie dat we gek worden. We beschermen onszelf met de bubbel die we om ons heen creëren. Door die bubbel heen kijken kost inspanning en is onprettig. Een wereld die niet alleen uit onszelf bestaat is onbekend en dus eng.

En omdat wij als meerderheid, nou ja, in de meerderheid zijn, kunnen we het ons permitteren bepaalde zaken voor onszelf in te richten. En ook onze voorouders konden dat doen, waardoor er nu structuren bestaan die ‘gewoon zo zijn’ en ook ‘altijd zo zijn geweest’. Wij als meerderheid kunnen dan zeggen dat het al zo was, dat het er niet toe doet, of dat het wel handig is zo.

Naar onszelf kijken

Het is makkelijk om de oceaan over te toeteren dat je tegen racisme bent, zonder ook naar Nederland te kijken. Het is in Amerika momenteel heel tastbaar en actueel, maar we hebben hier thuis genoeg liggen, subtiel en onsubtiel. Bovendien ben ik geen Amerikaan, dus is het beter kritisch te zijn op onszelf.

We worden hier grootgebracht met het idee dat racisme slecht is en dat racisten slechte mensen zijn. We denken dan aan geweld tegen mensen met een zwarte huidskleur. Maar zoals ieder mens, weten we ook dat we een goed mens zijn. De logische conclusie daaruit moet echter niet zijn dat we dan dus geen racist zijn.

Het is oké om fouten te maken. Diep van binnen vind ik het woord ‘neger’ heel grappig. Maar dat betekent niet dat ik me mag laten gaan en er grappen mee mag maken. Als homo weet ik dat grappen met ‘flikker’ nooit leuk zijn, hoe grappig ze ook zijn.

We leven in een context die ons continu twijfelachtige constructies aanreikt: opgroeien met zwarte piet, het bestaan van ‘slechte buurten’, films waarin de schurk zwart is of een gek accent heeft. Daardoor borrelen er racistische denkbeelden in ons hoofd. Maar daar moeten we het niet bij laten: probeer deze gedachtes te herkennen, aan te stippen en te bevragen.

Als parafrase van een zen-meester: je bent niet je rascistische gedachten. Bekijk ze, benoem ze en laat ze voorbijdrijven.

En het is ook oké om bij te leren. Het is fijn dat je plezier hebt gehad toen je zwarte piet speelde voor kinderen. Je bent geen slecht mens nu. Maar probeer eens met roetvegen. Of kan het ook nóg anders? Een kinderhand is snel gevuld.

De norm om ons heen

Zoals gezegd: ik ben wit en man en weet van niets. Maar ik val op mannen en dat geeft me iets van referentiekader. Zo nu en dan worden er assumpties over me gemaakt, waarna ik met een paar leden van de meerderheid in een ongemakkelijke situatie zit zonder dat zij het doorhebben. Mogelijk stap ik ook per ongeluk eens op iemands afwijking: de norm heeft zo veel kanten dat er weinig mensen zijn die overal binnen vallen.

Sommige afwijkingen van de norm zijn echter minder makkelijk te verhullen. Ik kan die ongemakkelijke autorit uitzitten, dan maar even niet hand in hand over straat lopen, ergens beschutter zoenen. Los van dat dit eigenlijk niet verhuld zou moeten hoeven worden: je kan niet even je uiterlijk uitzetten.

De ‘norm’ is een soort cirkel om je heen, waar iedereen wel op een bepaald punt uitsteekt. Het liefst verbergen we die plekken, omdat we erbij willen horen en zo goed mogelijk willen meevloeien met de groep. Maar daardoor is het makkelijk te vergeten dat als we van de meerderheid een mal maken, niemand erin zou passen.

Door allemaal te accepteren dat anderen anders zijn, hebben we allemaal de ruimte onszelf te zijn. Dat is eng, omdat anderen eng zijn, maar bedenk dat anderen jou ook eng vinden omdat jij een ander bent. Samen dragen we allemaal een stukje ongemak van het anders zijn.

Terug naar nu

Het politiegeweld waar nu tegen gedemonstreerd wordt staat ver af van het vergevingsgezind zijn over elkaars cirkel. Het zijn excessen van mensen die lang niet om zich heen en naar zichzelf hebben gekeken. Maar doe het daarom niet af als ‘ver weg’ en ‘boe geweld’. Ook jij moet naar jezelf en je omgeving blijven kijken.

Ik hoop dat ik hier niet op een te hoog paard zit. Ik weet van mezelf dat ik in mijn hoofd anders reageer als ik ’s nachts een witte jongen tegenkom, dan als hij een andere huidskleur of afkomst had gehad. Ik probeer mijn gedachten in de gaten te blijven houden, omdat ik ook schuldig ben. Schuldig, maar geen slecht mens, zo lang ik op blijf letten en aan blijf stippen.

Er is ook eigenlijk geen goede conclusie voor een stuk als dit, omdat het altijd een work-in-progress blijft. Accepteer je tekortkomingen, accepteer anderen. Je bent niet je rascistische gedachten.

Te zijn is zich verplaatsen

Gister vond ik bij het opruimen een bioscoopkaartje. Het is gedateerd zondag 23 februari 2020, en 1917, maar dat laatste verwijst naar de film die ik zag. Het was de laatste keer dat ik mijn Cinevillepas gebruikte voor De Situatie aanving, en het voelt nu als zo’n gek concept: met zo veel mensen dicht op elkaar twee uur lang in een kleine ruimte zitten.

Volgens mij is dit de laatste keer dat ik zoiets gewoon deed. Het weekend erna waste ik mijn handen toen ik bij vrienden aankwam, gingen we wel nog uit. Het weekend dáárna vroeg ik me af of ik bij een verhuizing handen had moeten schudden – onopvallend wassen na afloop om niet gek te lijken, maar wel voorzichtig te zijn – en ging ik niet naar het Nijmeegs Boekenfeest, want eng.

Maar dit bewuste weekend ging ik dus naar de film, in Utrecht, alleen, wat ik wel vaker doe sinds ik een Cinevillekaart heb. Het was niet het doel van de trip naar Utrecht, meer ‘o, dat kan ik ook nog doen’, meer ‘nu ik er toch ben’. Het was fijn om na een lang weekend even tussen de mensen te zitten, ook al kende ik ze niet en ook al werd ik vooral de film in gezogen.

Die vrijdagochtend begon mijn weekend namelijk met de vraag hoe dat ene 3D-programma heette, en een donut en een glas koffie later had ik zondagmiddag behoorlijk vierkante ogen. Maar wel ogen die dat weekend intensief bezig waren geweest met lichtval en hoe een drie-dimensionale wereld kan worden uitgedrukt op een vlak. Met andere woorden: ik wilde kunst zien.

Dus, ik de trein in, wist ook niet precies waarheen, maar kwam uiteindelijk in het Centraal Museum in Utrecht terecht. Iets minder dan anderhalf uur nadat ik besloot dat ik een schilderij uit zestienhonderd-zoveel wilde zien, stond ik oog in oog met De Fluitspeler, en vond ik ook mooie stadsgezichten met fraaie lichtvallen. Ik voelde me zo rijk, dat dit kon, dat ik dit kon besluiten te gaan, dat ik toegang had tot deze rijke kunstschatten.

Flashback naar Disneyland Parijs, ik moet acht geweest zijn of zo. Ik weet niet of alle beelden die ik me herinner niet stiekem uit latere reclames komen. Sommige zullen kloppen. Er was een blaar in een waterschoentje, dat is echt, dat laten ze je niet zien op TV. Maar, de hoofdherinnering is deze:

We lopen op het grote plein, we zien het kasteel, en ik weet het: we zijn nu in Disneyland Parijs, het echte Disneyland Parijs, alles is hier. En het is dan dat ik besluit dat ik dit niet moet vergeten, dat ik nu in het moment moet zijn, als een checkpoint. Dat als ik later twijfel, ik weer terug kan gaan naar dat moment, waarop ik beloofde: ik heb goed opgelet, op dat ene moment, en dit was echt.

Later in mijn leven heb ik meer van dat soort checkpoints gemaakt, minder makkelijk terug te vinden in mijn geheugen dan die in Disneyland Parijs, maar met hetzelfde doel: ik weet dat ik op bepaalde plekken echt was, omdat ik er even bij stilgestaan heb dát ik er was, toen ik er was.

En terugkijkend op die gewoonte vanuit een stilstaand moment in het leven: het gaat hierbij bijna minder om de herinnering. Om de herinnering terug te halen kan je een paar foto’s bekijken, die niet eens door jezelf genomen hoeven te zijn. Het gaat om het moment dat je die mentale foto maakt, dat je even echt ergens bent door er ook met je volledige bewustzijn te zijn.

Het is makkelijk te denken: dat kasteel, daar moeten we naartoe, en dan Space Mountain, en voor je het weet lig je weer in een tent op een camping aan de rand van Parijs en vraag je je af waarom het toch zo snel ging, die dag. Ik ben blij dat ik dat al vroeg door had – al moet ik mezelf er nog steeds aan herinneren.

Wat dat betreft is het nu een beetje in dat tentje liggen. Ik geloof niet dat er een periode in mijn leven is waarin ik zo lang binnen een cirkel van 15km ben gebleven. (Mijn broertje ging met 4 weken al onder de arm mee het vliegtuig in naar de Canarische eilanden: ook toen al kwamen we ergens.) Het voelt gek, want normaal verplaats ik me altijd graag door heel Nederland en soms verder. Te zijn is zich verplaatsen.

Maar vergeet ook niet dat we nu zijn. Dat tentje aan de rand van Parijs is óók een plek. En zo ook thuis.

Gister heb ik dus foto’s gemaakt van de zooi die mijn huis nu is. Of was, want daarna dus opgeruimd. Deze periode niet leuk is, maar de kans is groot dat je hem vergeet. Er gebeurt te weinig om te onthouden. Maak herinneringen, foto’s en objecten. Want ook dit is fijn om op terug te kijken.

Maar dus bovenal: haal adem en kijk naar die kamer om je heen. Maak een momentopname.

The long run

Tweeënhalve week geleden, toen we al drie weken thuis zaten, schreef ik dit naar een vriend van me:

Nee, er is voorlopig niet echt een zichtbaar einde. Ik moet daarvoor dus steeds denken aan het gevoel dat je bij een hardloopwedstrijd zoals de Zevenheuvelenloop hebt, ter hoogte van dat tankstation...

Je bent net gestart en daar staan allemaal mensen langs de kant te schreeuwen, maar als je dus bij dat tankstation komt begint de stad een beetje op te raken, dus worden de mensen minder. Je merkt opeens dat je niet meer in een soort high zit van de start, maar dat je gewoon aan het hardlopen bent, en dat dat eigenlijk net als normaal een beetje ongemakkelijk is, ook omdat je eigenlijk veel te snel bent gegaan in de afgelopen kilometer.

Het voelt heel erg alsof we dus nu op dat moment zitten waarop je je dan herpakt, en niet meer gaat vertrouwen op die high, maar juist op het feit dat je getraind hebt.

Dus je gaat wat minder snel lopen, let wat meer op je ademhaling en stelt je mentaal in: je moet nog even rustig aan doen, want we hebben nog 14km te gaan.

Zo voel ik me nu :/

Het kwam vooral omdat Mark Rutte in zijn persconferentie net had gezegd dat we niet eens voorbij het begin van het begin waren. Ik denk dat de metafoor nog steeds redelijk staat voor mij, want nog steeds is dit voor iemand die gezond is en vanuit huis kan werken (waar ik me erg gelukkig mee prijs) eigenlijk voornamelijk een kwestie van volhouden.

En helaas zitten we nu — als ik de metafoor van de Zevenheuvelenloop mag aanhouden — op die lange Nijmeegse baan. We zijn de stad nu echt uit en niemand klapt meer langs de kant. De mensen om je heen keren meer in zichzelf, in hun eigen ritme en hoofd, en zo werkt de stroom zich eenzamer maar met z’n allen de eerste heuvel op.

Dit is ook het punt waarop je de eerste lopers langs de kant ziet terugwandelen richting Nijmegen. Je zou willen roepen dat ze vol moeten houden, maar het is lastig om iemand te overtuigen die al heeft opgegeven. Bovendien moet je aan je eigen adem denken. Gelukkig blijft de grote stroom renners wel de heuvel op gaan. We zitten nog steeds in de race, we moeten gewoon nog een eind volhouden. Maar eerst de komende kilometer, de rest komt later wel.

Veel lezen

Ik lees te veel, momenteel, denk ik, en in te veel talen door elkaar.

Uiteraard volg ik nieuws. Sinds het begin van De Situatie ben ik verslaafd aan het live-blog van de NOS. Ondanks dat ik hier herhaaldelijk heb geschreven dat ik ermee gestopt ben, bleef ik ‘m nog met enige regelmaat refreshen.

Daarnaast heb ik NRC.nl ontdekt, wat aanzienlijk beter geschreven is dan veel andere dingen die ik online lees (mag je ook verwachten). Het enige is dat het nog even wennen is om dergelijke kwaliteit (en lengte vooral) op een scherm voor je te zien in plaats van op papier.

En dan is er nog de RSS-reader die ik afgelopen weekend weer extra vol heb geladen met feeds. Ik heb geloof ik al eerder aangehaald dat ik de tactiek van Ton gebruik en die werkt heel fijn, vind ik, veel fijner dan organisatie rond thema’s en onderwerpen. Ik volg mensen en die deel ik in op afstand, waarbij ik dus ook makkelijker door de ‘e999’-map heen kan scrollen en ik dus meer tijd neem voor de ‘c150’, etc.

Daarnet zat ik dus tussen al die mapjes een Engels stuk te lezen, en daar duizelde het me opeens helemaal. Ik lees Engels net zo makkelijk als Nederlands, maar op dat moment was ik me er opeens ontzettend bewust van dat ik prima Engels kon lezen. Tegelijkertijd vond ik dat ontzettend logisch, en daarna merkte ik dat ik in die modus zat waarbij je wel met je ogen langs de tekst gaat en ook wel concepten mee krijgt, maar dat je eigenlijk gewoon zelf ergens anders aan zit te denken.

Enfin, de enige conclusie die ik eruit kon trekken is dat ik teveel lees en te weinig slaap.

(Over lezen gesproken, daar las ik vanochtend nog iets over. Makers tegenover afnemers, maar ook het idee van de ‘consultant’ die een-op-een werkt. Interessante punten, al is het natuurlijk niet zo zwart-wit. Ik beschouw mijzelf als maker die momenteel veel leest, laten we het daar op houden.)

Meer laden