Doen alsof ik Keti Koti ken

Ik heb alweer even niets meer gepost over het onderwerp, maar de afgelopen weken ben ik nog steeds veel aan het lezen over hedendaags racisme en ons slavernijverleden. In het begin schreef ik daar wat meer over, maar naar mate je meer leest, merk je beter hoeveel je eigenlijk nog niet weet over het onderwerp. Het gaat vrij diep.

Voorheen zei ik nog dingen als ‘ik heb in de Bijlmer gewoond’, alsof ik daarmee alles van dit onderwerp wist. Ja, ik wist dat er elk jaar een festival werd georganiseerd, maar pas zeer recent kan ik Kwaku en Keti Koti uit elkaar houden. Ja, ik kwam wel eens in de World of Food, maar iets anders dan McDonalds en een pizza heb ik er nooit gegeten. Ja, ik kwam wel eens op het Anton de Komplein, maar vooral afremmend met fiets om daarna de Albert Heijn in te duiken.

Inmiddels weet ik dat De Kom de auteur is van Wij slaven van Suriname, dat klaar ligt op de leesstapel nu Hallo witte mensen uit is. Ik doe mijn best om achterstand in te halen, maar voel me tussendoor ook een volstrekt nutteloze boekenlezer op de bank. Gaat dit probleem zich echt oplossen als ik me door alle links op Withuiswerk.nl heen heb gewerkt?

Het is fijn om het gevoel te hebben vorderingen te maken. Iemand vroeg me wat ik dan vond van Sylvana Simons, of ik haar niet ook irritant vond. Nee, irritant is nooit het woord geweest, maar helemaal begrepen heb ik haar vast ook niet altijd. Maar, van de week keek ik een documentaire die haar volgt tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van Amsterdam in 2018. Halverwege is een vrij lang fragment waarin ze in discussie is met een witte man. Mijn gevoel van vorderingen maken zit erin dat ik voor alle waarschijnlijk irritante dingen die ze tegen hem zei, klappend op de bank zat: yes, precies dat.

Om toch even te expliciteren: Sylvana Simons, witte mannen, institutioneel racisme, ons slavernijverleden, discriminatie, Anton de Kom en de eetstandjes bij World of Food… dat zijn allemaal totaal andere dingen. Dat is wat ik bedoel, dat het vrij diep gaat. Er is hier zo’n enorme weggestopte wereld, die allemaal ook Nederland is.

Het is ook gek hoe ontzettend gepolariseerd er op dit moment met deze wereld om wordt gegaan. Kennelijk is het heel ‘links’ om je oprecht af te vragen wat Keti Koti is en hoe je je tot slavernij verhoudt. Om gewoon te luisteren naar wat mensen vertellen over hun ervaringen in hun eigen land, te erkennen dat ook niet-witte mensen recht hebben op een goede relatie met de politie.

Ergens heeft ‘rechts’ gelijk. Hoe meer ik me verdiep in het ongemak van de slavernij, hoe ongemakkelijker ik juist ‘de Nederlandse trots’ vind. Hoe harder zij roepen dat Nederland zo geweldig is, hoe minder ik er bij hoef te horen.

Tuurlijk, ik wil best trots zijn op Nederland, maar dan met inachtneming van de nuances die dat met zich meebrengt. Ik ben en voel me niet verantwoordelijk voor de slavernij die mogelijke voorouders hebben gepleegd. Ik ben en voel me wel verantwoordelijk om de overblijfselen die we nu nog zien op te heffen.

Dus, zelfs al was ik vorig jaar nog volstrekt onbekend met deze dag, of misschien juist ook wel daarom: het lijkt me een goed idee om van Keti Koti een nationale feestdag met herdenking te maken.

Ik was gisteravond twee minuten stil met een livestream uit Rotterdam. De twee minuten deden me denken aan die andere twee minuten uit mei, waar we ook stilstaan bij vrijheid. Ook de huidige generatie Duitsers valt weinig aan te merken over hun rol in de jaren 40. Ook bij Keti Koti zijn verhalen te vertellen over het verzet. Er zijn in beide gevallen paralellen te maken naar de huidige tijd. Het lijkt me niet meer dan logisch dat we hier eens per jaar bij stil staan, met voordrachten en stilte, en daarna dan feest vieren over wat nu kan.

Gezien de staat van het debat zijn we nog wel een paar jaar van dat punt af, maar ik zet het alvast in mijn agenda om volgend jaar vrij te vragen.

Tot slot een incompleet lijstje van dingen die ik tot me nam, omdat er zo veel te vertellen valt, maar ook al verteld is: