Log in
Seblog.nl

Seblog.nl

Lekkage

Het is maandagavond rond een uur of tien als ik uit een chatgesprek opschik van het geluid van stromend water. Staat de kraan soms open? Die blijkt dicht, maar als ik in de keuken kijk zie ik wel gelijk wat er wel stroomt. Met druppels tegelijk komt het uit het plafond gelopen. Snel trek ik wat spullen opzij en zet ik een pannetje neer.

Het klotst boven. Nu ik terugdenk hoorde ik het al een tijdje: stromend water en geklots. Maar nu ook in mijn keuken. Boven staat de keuken blank, schiet het door mijn hoofd. Terwijl ik ernaar kijk staat er al een bodem in het pannetje. Er moet hier nu iets gebeuren. Nu.

Haastig zoek ik het noodnummer van de huisvester. Ik weet van het bestaan van het noodnummer, maar op dit soort momenten is die niet te vinden. Gelukkig is er google: 'noodnummer SSHN' is voldoende. Er volgt een keuzemenu en ik krijg een der complexbeheerders aan de lijn.

'Het lekt hier, en niet zo'n beetje ook. Ik hoor het boven klotsen.' De complexbeheerder sust: 'misschien zijn ze boven met het gordijn open aan het douchen?' 'Zit er een douche boven mijn keuken dan?' Dit moet ik niet vaker hebben. 'Dat weet ik zo even niet uit mijn hoofd', zegt de complexbeheerder die overdag in een ander complex werkt. 'Ben je al boven geweest?'

Bij de kamer boven mij wordt niet open gedaan. Beide buren zijn wel thuis, maar bij hen staat geen water aan. Ook kennen ze de buurman niet zo: 'ik heb hem één keer gesproken, maar da's een jaar geleden. Misschien woont er nu wel een ander.' Beneden blijkt het nog steeds te lekken. Ik tel druppels als ik de complexbeheerder weer aan de lijn heb. Eentweedrie vier vijf zeszeven acht, negen. 'Oké, dan kom ik wel naar Nijmegen.' Ja kom op, het is jouw werk.

Een uur na het eerste lekken staat hij voor de deur. Het is gedaan met het water, maar het gordijn is nog drijf nat en de pannen staan er nog. Ik wijs wat en noem tijden. Hij luistert, kijkt en prikt wat met zijn pennetje in mijn muur. 'Oké, dan moeten we toch even boven kijken.'

Boven geeft de bewoner van de kamer nog steeds geen thuis. Kloppen, roepen, kloppen, roepen, er lijkt niemand te zijn. 'Ja, we moeten toch echt even naar binnen,' zegt de beheerder, meer om zichzelf te overtuigen. Met zijn loper maakt hij het slot open. 'Hallo? Hallo?' Al roepend stapt hij naar binnen, terwijl ik buiten tegen de muur blijf staan: dit is niet mijn kamer, ik respecteer de privacy.

'O shit,' zegt de beheerder vanuit de kamer. 'O shit.' Hij komt weer naar buiten. Hij lijkt geschrokken. 'Durf je te helpen?' Durf ik te helpen? Waarmee dan? Al schouder ophalend zeg ik: 'mja?'

De kamer is donker en rommelig: overal liggen kledingstukken en andere rotzooi. Het enige licht komt uit de keuken. Ik zie de rand van een opblaaszwembadje. Dat was het geklots. Dan zie ik een been. Ik respecteer de privacy? Dan zie ik de rest: in het water ligt een jongen in slechts een boxershort. Hij rochelt en uit zijn mond komt schuim. Dan ruik ik de zware lucht, het kruidige, de drugs, neem ik aan. In drie passen sta ik buiten.

112 vindt dat hij uit bad moet. Het moet maar. Samen trekken we hem overeind, maar hij is als een pop. Zijn hoofd raakt een vuilnisbak. Ik herinner me hoe ik me voelde toen ik laatst bijna flauw viel. Nog erger dan dat moet hij zich voelen. Of val ik bijna flauw? Terwijl de complexbeheerder zich druk maakt om het hoofd, grijp ik het been dat nog half in bad zit. Snel zet ik de zwembadwand weer omhoog: niet nog meer water in mijn kamer.

Zo snel ik kan sta ik weer buiten en vrijwel direct hoor ik de sirene. Fijn dat ik nu tussen twee ziekenhuizen woon. Fijn dat ik even naar beneden kan rennen. Fijn dat ik even buitenlucht heb.

De tweede kamer

I

Hoewel ik eigenlijk nooit ergens voor op tijd ben, sta ik om 15:56 klaar voor het spreekuur van de complexbeheerder van het klooster waar ik ga wonen. Hij is zelf vijf minuten te laat, maar het gesprek begint vriendelijk en blijft vriendelijk.

De kamer is niet goed schoongemaakt, zegt hij, waarvoor hij zijn excuses aanbied. Hij vraagt wel heel vriendelijk of ik het erg vind om het schoon te maken, alsof hij het zou doen als ik nee zeg, maar verder is het duidelijk dat het mijn probleem is. Nog voor ik de sleutels aanpak belooft hij me een nieuwe koelkast.

II

De koelkast is inderdaad heel oud. Er liggen nog allerlei resten in en hij stikt ook best wel. Helaas blijft het niet bij de koelkast, want de hele keuken plakt, de douche zit vol kalk en de gordijnen zitten onder het stof. Een flinke schoonmaakbeurt was ik toch al van plan.

III

Als ik weer bij de huisbaas kom informeren hoe of het werkt met dat blokje uit de muur, waarvan ik vermoed dat je er een lamp aan kan koppelen, kijkt hij me een beetje verbaasd aan. Een beetje bang ook. Waarschijnlijk voor een mankement in de kamer. Waarschijnlijk komt niemand terug. Ik vraag dat van de lamp, en hij kijkt opgelucht. Ja, zegt hij, vroeger zat er standaard een lamp in, maar iedereen haalt die altijd weg. We zijn er maar mee opgehouden. Over de montage zegt hij verder niets. Voor ik verder kan vragen krijg ik een nieuwe kookplaat aangeboden.

IV

Bij de tapijtboer snijden twee jongens tapijt van rollen. Uit alles straalt dat ze liever thuis zaten. Dat we maar eerst moeten betalen bij de kassa, we krijgen een bonnetje mee. Als ik met het bonnetje terugkom rolt de een even met zijn ogen. De ander is druk in het magazijn.

Als de ander eindelijk bereid is om te helpen rollen ze traag de meters van de rol. Ze hebben zo hun eigen dingetjes, wie waar gaat staan, wie de snijder mag gebruiken. Die met de snijder doet alsof hij zich snijdt aan het tapijt, maar wuift het daarna stoer weg.

Het tapijt is 4 meter breed en ik kocht er een stuk van 3,10 van. Ze waren daarnet al heel veel aan het omrollen, dus vraag ik of ze dat ook met deze kunnen doen. Toch sneden ze kennelijk maar stukken van 2,50, want mijn stuk past net niet tussen de trap en de rekken met tapijt. De jongen kreukt hem een beetje, en als ik hem probeer te helpen door het tapijt langs de trap te begeleiden, zegt hij: als u hem nu even los laat...

Het zijn het soort jongens die moeten uitkijken om daar niet hun hele leven te werken.

V

De verhuizing loopt soepel al moeten we vaak heen en weer rijden. Ik heb teveel zooi. Ik wilde een selectie maken van wat mee ging en wat achterbleef, maar dat is me niet meer gelukt. Daarom moet alles gewoon mee, dan komt de selectie achteraf. Wel zonde, maar noodzakelijk: maandag moet de sleutel weer terug.

Na drie ritten eten we bij mijn tante. Het is fijn om niet te hoeven denken aan eten, als je verhuisd. Bovendien is het gezellig. Een oudtante was er ook. Na het eten wilden ze mijn nieuwe kamer zien. Hun auto werd meteen misbruikt om een dubbele rit te maken.

Dan ontspoort het een beetje. Iedereen heeft handen en wil dingen meenemen, maar ik ben niet snel genoeg in het aangeven van dingen. Nog lang niet alles zit in dozen, eigenlijk alleen de boeken waren al ingepakt. Toen waren de dozen op. Met hergebruikte dozen komt het toch nog een heel eind. Het laatste beetje zal ik later op de fiets doen.

VI

Ik moet eens afleren om zomaar ergens heen te gaan zonder van te voren precies te bekijken waar het is. Ik vertrouw op mijn telefoon: die vertelt me wel waar ik heen moet als ik daar ter plekke ben aangekomen. Zo ook nu, maar de telefoon is leeg. De dichtstbijzijnde bouwmarkt die op zondag open is zit in Groesbeek en de rechte weg naar Groesbeek bleek de Zevenheuvelenweg te zijn, met alle gevolgen van dien.

VII

De laatste spullen blijken toch nog weer net iets te veel voor één rit op de fiets. Dan maar iets achterlaten en straks na de schoonmaakronde meenemen. Om 16:00 begint het spreekuur van mijn oude complexbeheerder, dan krijgt hij de sleutel.

De bel gaat. De complexbeheerder met een nors gezicht. Ik zeg: ik lever vandaag de sleutel in, toch? Hij zegt: ja, vóór twaalven. Het is 12:22. Hij zegt: er is ook helemaal geen afspraak gemaakt, dus ik komt eens even kijken hoe het ervoor staat. Hij gaat de vrijwel lege kamer binnen en wijs met zijn pen dingen aan: hier een sopje, daar even stofzuigen. Warm water.

Een half uur later sta ik op zijn kantoor. Er zitten nog wel een paar vlekken op de vloer, biecht ik, die krijg ik niet weg. Nee, dat is uv-tekort, dat trekt wel weer bij, zegt hij. Ah, dus de vloer sterft en leeft steeds weer op? vraag ik. Ja, zegt hij, dat is het mooie van dat materiaal. Ik vraag me af of een materiaal dat niet leeft en sterft niet beter is voor een studentenkamer, maar zwijgend geef ik mijn sleutels.

Zin van de week

Seb, moest jij niet die opdracht inleveren vandaag?
Seb, kwam jij vanmiddag niet helpen drukken?
Seb, waarom was je niet bij die workshop?
Seb, heb je die printer al opgehaald?
Seb, waarom ben je zo laat?

  • Ja, nee, uhm... ik zit midden in een verhuizing.

Bij de bouwmarkt

Veel te bruine man en vrouw met typische oorbellen bij de auto voor de bouwmarkt. Ze laden nieuwe aankopen in. In het winkelwagentje zit nog een kind geklemd.

**VEEL TE BRUINE MAN** _(met het hoofd in de auto)_ Nou ja, het is beter als niets.
**VROUW MET TYPISCHE OORBELLEN** _(met een arm om het kind)_ Ja, maar ik wil gewoon het onderste uit de kan hebben.

Moment van stilte. Op het fietspad fietst een jongen met 10 verhuisdozen op zijn fiets gebonden.

## VROUW MET TYPISCHE OORBELLEN Maar ja, dat hebben we nu ook wel.

Een nominatie

Er zijn volgens mij niet zo veel subculturen meer over waar nog fanatiek gechat wordt, maar van ééntje weet ik dat het er nog leeft. De homo's van Nederland chatten zich nog steeds suf, alsof hun leven er vanaf hangt. Als men het vinden van een partner als levensdoel ziet, kan dat zelfs letterlijk worden opgevat, want veelal is de inzet van een chatsessie een mogelijke date.

Waar veel chatberichten zijn, moet een grote variatie aan onderwerpen zijn, zou je denken. Helaas is het omgekeerde waar: hoe meer men chat, hoe meer men op dezelfde onderwerpen terecht komt. Vaak worden mensen die die onderwerpen hanteren bestempeld als 'onorigineel' en weggejaagd door profiel teksten als 'Dislikes: hoe gaat het gesprekken'.

Zelf vind ik het nogal overdreven om iemand gelijk te negeren als er naar van die nare dingen als hobby's of weekend wordt gevraagd. Het jammere is alleen dat zodra de standaard lijst met onderwerpen is afgehandeld, je geen gespreksstof meer hebt voor een écht gesprek. Bij mij is er gelukkig nog een extra onderwerp: omdat ik 2,03 meter ben, heeft men het ook standaard over mijn lengte.

Zo ook deze keer. De jongen in kwestie vroeg me naar mijn hobby's, waarna ik het schrijven en de gitaar uit de kast haalde. "Oké.. nja klinkt wel goed.", zei hij, alsof ik de ober was die hem de kaart voorhield. En dan uit het niets: "En je bent wel vrij lang hè.. nooit lastig?"

Op zo'n vraag kan je dan een aantal dingen antwoorden. Mogelijkheden zijn a) beamen dat het lastig is, daar eventueel voorbeelden bij noemen, of b) beweren dat het ook handig is, daar eventueel voorbeelden van noemen, of c) zeggen dat het genuanceerd ligt en dat het voor- en nadelen heeft. Ik koos voor de Cruijff-visie en antwoordde met het behoorlijk inhoudsloze "Natuurlijk is dat soms lastig. En het is natuurlijk ook soms fijn. Zo relatief is dat."

Maar dan komt het: hij antwoord "Jah oké. Kvind t vaak wel wat hebben." Ik vind 't vaak wel wat hebben. Als er íets inhoudsloos is, is het die zin wel. Eigenlijk kan je dat overal op zeggen, zonder ook werkelijk iets te zeggen.
"Ik doe aan judo." -"O, ik vind dat vaak wel wat hebben."
"Ik hou van bananen." -"Ja, ik vind dat vaak wel wat hebben."
"Mijn moeder is dood." -"Ai, nah, ik vind dat vaak wel wat hebben."

En daarom wil ik "ik vind 't vaak wel wat hebben" graag nomineren voor de meest inhoudsloze zin van 't moment. Dank u wel.

Dåmbo's

Op Tweede Paasdag had ik opeens enorme drang om naar de IKEA te gaan. Voor het eerst vierde ik Pasen niet bij mijn ouders, dus daarmee viel een deel van mijn paasbeleving weg. Geen paasontbijt, geen gele dingen overal door het huis, geen bezoek aan weet ik veel wat we dan altijd bezoeken met Pasen. Om dit alles te compenseren wilde ik dus naar de grote gele meubelwinkel, waar heel Nederland altijd naar toe gaat op Tweede Paasdag, maar waar mijn moeder op die dag nooit naartoe wil: ze gaat wel als het rustig is.

Nu wil het geval dat Pasen tot de officiële feestdagen behoort, waardoor ik niet gratis mocht reizen met mijn week-ov. De weg naar de IKEA is met de bus altijd vrij ingewikkeld, omdat de meeste IKEA-gangers altijd gewoon met de auto komen. Mijn principe is: ingewikkelde reizen maak je alleen als ze gratis zijn. Stel nou dat ik in een verkeerde bus stap? Met mijn ov stap ik dan gewoon in een andere bus terug, maar als ik ervoor moet betalen stress ik me helemaal wezenloos of ik wel goed zit. Niet met de bus dus.

Aangezien ik geen auto heb en geen mensen ken die dat wel hebben, die in de buurt woonden en waarvan ik vermoedde dat ze mijn spontane IKEA-drang deelden, ben ik maar gewoon met de fiets gegaan. Dat heeft ook te maken met mijn vakantieplannen: ik wil deze zomer graag naar Amsterdam fietsen via de Afsluitdijk. Dat is leuk om te plannen via Google Maps, maar je moet dan nog wel even testen of je wel in staat bent om 50 kilometer op een dag af te leggen. Vorige week fietste ik al naar Arnhem met datzelfde doel, en toen deden mijn longen best wel pijn. Naar de IKEA gaan was dus een poging om conditie op te bouwen.

Eenmaal in de IKEA aangekomen voelde ik me daar eigenlijk een beetje ontheemd. Wat moet ik daar, tussen al die meubels die ik toch niet kan betalen, die ik toch niet kan meenemen, die ik toch niet in mijn kamer kwijt kan? Na 15 Zweedse balletjes en de gedachte dat het er beter 10 hadden kunnen zijn ben ik weer naar huis gefietst. En het ging beter: geen pijnlijke longetjes.

Tot zo ver de anticlimax van mijn IKEA-bezoek.

De volgende dag zat ik in college en werd ik gebeld door een onbekend nummer, wat ik wegdrukte, omdat ik in college zat. Zoals ik hoopte kwam er een voicemailbericht. Het voicemailbericht zei dat ik een kamer aangeboden kreeg, waarop ik twee weken geleden heb gereageerd. Ik werd toen tweede op de op inschrijfdatum gesorteerde lijst. Aangezien nummer 1 de kamer toch niet wilde hebben (daarmee dus minstens 2,5 jaar wachttijd weggooiend), werd ik gebeld. En omdat ik nu toch ook al mijn wachttijd kwijt ben door de aanbieding, zou ik zot zijn om er niet op in te gaan. Ik ga dus verhuizen.

En zodoende stond ik vandaag, twee dagen na mijn vorige bezoek, weer in de IKEA. Met de bus, nu, want heb je het weer gezien? Opeens was alles anders. Opeens stonden er heel veel leuke meubels, die ik nog steeds niet kon betalen, maar waarvan ik er nu een aantal wel kon gebruiken en meenemen. Ik heb me hevig ingehouden en kocht alleen een 24-delig bestekset met vorken, lepels, messen en kleine lepels, voor een tientje.

Verder werkte ik een lijst af met mogelijke meubels. Zo heb ik op dit moment een ingebouwde kledingkast, maar straks niet meer. De Zweedse kledingkasten drijven me tot waanzin: ze zijn enorm. Een kledingkast moet minstens 60 cm diep zijn, anders kan je er geen hangers in kwijt. Aangezien ik was jasjes heb zal ik toch echt zo'n kast moeten hebben, maar waar ga ik die kast in godsnaam neerzetten? Nu zit ik dus alweer hevig te schuiven op Floorplanner.com.

De kledingkast waarover ik me het meest verbaasde was DOMBÅS. Allereerst was hij in de aanbieding, voor maar 50 euro heb je er een. En omdat het best een grote kast is, is dat geen geld. Maar wat zegt die naam? Zoals jullie weten spreek je de å uit als een doffe o, als in pot. Draai je dan de klinkers om, dan klinkt deze Noorse skiplaats opeens als een belediging. Of is het een waarschuwing?

Achterlicht

Het is donker en ik sta bij de fietsenrekken naast het station. Mijn fiets vinden is nooit zo'n opgave, daar is mijn geheugen goed genoeg voor, het is het achterlicht dat 's avonds moeilijk doet. Steeds als ik op het knopje druk gaat hij aan, tot ik het loslaat. Steeds als ik er een klap tegen geef staat hij aan, tot ik hem loslaat. En ik heb laatst verdomme de batterijen vervangen. Als hij dan even brandt geeft hij fel licht. Nog een keer klikken, slaan, klikken, slaan. Hij blijft uitvallen. Slaan, klikken, slaan. Om niet mijn hele fiets te molesteren besluit ik maar gewoon te gaan fietsen zonder licht.

Zal je net zien, denk ik al fietsend, dat ze juist nu staan te controleren. Terwijl ik altijd achterlicht heb, terwijl ik altijd mijn ID-kaart bij me heb, terwijl ik zelfs op dit soort tijden voor rood stop als het zo doodstil is dat je je afvraagt of er ooit wel auto's hebben gereden over die weg.

Ja maar meneer, zal ik zeggen. Ik ben een hele brave jongen. Ik stop altijd voor rood. En kijkt u toch zelf: hij doet het niet. Ik heb net de batterijen vervangen, ik doe er alles aan om te zorgen dat hij het doet, maar de fietsenmaker heeft me gewoon een fiets met flutlampen verkocht. Ziet u voorop? Die is ook stuk, daarom nu dat opkliplichtje. Ja, die had ik achter ook, al drie, maar de achterlichten stelen ze altijd. Daar zou u eens achteraan moeten gaan. Ik kan toch moeilijk gaan lopen.

Of zal ik gewoon doen alsof ik niet wist dat hij kapot is? Goedenavond meneer. Wat? Geen achterlicht? Jaw– o, wat vreemd? Ik heb hem net toch echt aangezet meneer. O, krijg nou. Ah nee, hij doet het niet. Dat wist ik echt niet hoor. Kunt u even helpen, ik krijg hem niet aan. Nee, dan zal ik maar gaan lopen. En dan hopen dat ze me geen boete geven.

Of ik maak het gewoon nog iets absurder. Ja, dat klopt meneer, dat heb ik ook, achterlicht, dat ziet u toch? Ja, daar, die rode. Kijk, voor zit de witte, die staat aan toch? Ja, nou, hier die achterste ook. Ziet u een verschil? Ja, die achterste is rood natuurlijk. Nee echt agent, hij staat echt aan! Moeten we even aan iemand anders vragen wat die ziet? Volgens mij komen we er zo niet uit. Nee, u kunt mij niet beboeten, ik ben niet in overtreding, hij heb gewoon licht!

En toen ik met al die scenario's in mijn hoofd thuis aankwam, dacht ik blij dat het me gelukt was. Geen agent gezien en geen smoesjes hoeven gebruiken. Ik stap af en kijk naar mijn achterlicht. Die staat aan.

Seb in Maastricht

Aan alle leuke dingen komt een eind. Dus ben ik vanmiddag maar weer naar Nederland teruggevlogen. Eigenlijk kost zoiets je een hele dag: vanochtend kon ik niets doen omdat ik bang was de juiste bus naar het vliegveld (die maar eens per uur gaat) te missen. En vanaf een uur of twaalf heb ik op het vliegveld rondgehangen, tot de vlucht ging. Tel daar dan nog een paar vlieguurtjes bij op en het half uur dat ik op de bus moest wachten. En de twintig minuten naar het station. En nu liggen er nog wat treinuren op me te wachten, maar eerst ben ik maar even in Maastricht gaan kijken.

Ik had echt even behoefte om gewoon Nederlands te horen. Gewoon alles weer even zoals ik gewend ben. Als je alleen reist heb je niet veel Nederlands om je heen, zeker niet als je je oordopjes bent vergeten en je dus zelfs geen Nederlandse bandjes op kan zetten. Je oren zijn overgeleverd aan alle geluiden van Spanje. En daarom geef ik ze nu weer even vertrouwde Nederlandse geluiden van Nederlandse Engelse hits en de Nederlandse Limburgse tongval van het McDonalds-personeel.

En hier in Nederland maak ik mijn tas open en wat ruik ik? Menthol. Hoewel ik er uiterst zorg voor heb gedragen om naturel zakdoekjes te kopen, in plaats van die met Aloë Vera, heb ik het woord 'mentolados' als 'zakdoekjes' opgevat. Dus nu zit ik opnieuw met geurige zakdoekjes opgescheept, maar nu een heel pak vol.

Leuk is ook om op te merken dat hier tegenover me bij de Mc een stel zit waarmee ik samen in het vliegtuig heb gezeten en waarmee ik samen in de bus zat. Ik vraag me af hoe ver onze wegen nog samengaan, maar ik neem aan dat ze zich zo scheidden. Van een afstand zag ik dat ze Belgische identiteitskaarten hebben. Het is vreemd, zouden de mensen om ons heen weten dat wij zo'n reis gemeen hebben?

Voor ik in de trein naar het noorden stap maak ik nog een klein rondje door Maastricht. Want het is hier koopavond, en ik moet even aarden voor ik weer zo'n reis onderneem.

Seb in Salou

Precies nadat ik mijn MacBook had dichtgeklapt en een laatste hap van mijn McFlurry nam, kreeg ik een bloedneus. Het zal de droge lucht zijn, want ik heb er in de zomer vaker last van. Gelukkig heb ik altijd zakdoekjes bij me voor dat soort gelegenheden.

Mijn huidige pakje heb ik gekregen in Leiden, van zo’n uitdeler. Het betreft een nieuw soort zakdoekje, waar een speciale geur aan zit die je snel van je verkoudheid af zou helpen. Ik heb hem een hele tijd niet nodig gehad, want ik was niet verkouden. Laatst heb ik twee zakdoekjes aan iemand gegeven die het wel was, maar ik heb haar niet meer gesproken sindsdien, dus ik zou niet weten of het nu helpt. Een bloedneus gaat er in ieder geval niet sneller door over: bijna het hele pakje ging erdoorheen.

Nadat ik me wat had opgefrist op het toilet ben ik maar voor de zekerheid nieuwe zakdoekjes gaan halen. Die dingen koop je altijd in een rits van minimaal 10 pakjes, dus de rest van de dag zat ik met een volle tas. In de rij voor de supermarkt hadden het kassameisje, een vakkenvuller en de beveiligingsman enorme lol met mijn lengte. Helaas kon ik niet goed verstaan wat ze precies zeiden. Ik zou een ja-ik-ben-2-meter-3-gesprek in mijn toeristenwoordenschat moeten hebben zitten.

Na de supermarkt ben ik met het zinnetje ‘yo buscar un bus de Salou’ in mijn hoofd een bus gaan zoeken. Ik heb het zinnetje niet durven te gebruiken, want ik weet dat het ongrammaticaal is. Beter weet ik het niet, de vervoegingen zijn niet blijven hangen van de Spaanse les die ik ooit gehad heb. Bovendien is Spaans geen Catalaans. Bij nood moest het maar.

Maar er kwam geen nood. Via een naar Cruijff vernoemd voetbalveldje kwam ik bij een busstation waar een bus naar Salou klaarstond. Het kostte me € 1,90, waarna ik me afvroeg waarom ik toch in hemelsnaam wilde gaan lopen.

Salou is leuk. Het is overspoeld met Britten. Behalve feestcafé De Malle Molen en twee Hollandse restaurants heb ik geen Nederlanders gezien. Waarschijnlijk zitten die allemaal nog in Nederland. De zaak van Derk Snijders vond ik ook wel verdacht, maar aangezien hij in hulpmiddelen voor invaliden handelde, neem ik aan dat hij hier al een tijdje woont.

Op een steenstrandje waar verder niemand zat (het ziet eruit alsof die stenen niet lekker zitten, maar dat valt best mee, en bovendien lag het veel beschutter dan de zandstranden) heb ik best wat hoofdstukken kunnen lezen. Zo heb ik toch ook gewoon gestudeerd.

Het vinden van internet valt in deze contreien niet mee. Overal hangt wifi, met namen als ‘WLAN_F2’, ‘WLAN_47’, ‘WLAN_8CD4’, ‘ONO0999’ en ‘Jazztel_99’. Het idiote is dat die namen ook op elke straathoek terugkomen (voor diegenen die dus op elke straathoek even op hun telefoon kijken welke netwerken er hangen). Maar helaas: nergens kon ik een onbeveiligd netwerk vinden. Stukjes op Seblog komen dus steeds wat later online dan ik ze schrijf en ik antidateer ze dus een beetje, zodat ze voor de teruglezer op de juiste plek staan.

Seb naar Salou

Dagen nadat ik mijn ticket naar Reus had geboekt, ontdekte ik dat het strand van Reus eigenlijk aan een andere stad toebehoord. Het ligt er dan ook een kilometer of 9 vandaan. En van die stad heeft volgens mij iedere Nederlander die bekend is met het verschijnsel 'zonvakantie' wel gehoord: het is Salou.

Dus toen dacht ik: laat ik dan ook maar even naar Salou gaan, want dan snapt men ook weer waar ik heen ga. Reus kent vast niemand en om het nu aan te duiden als 'bij Barcelona' (zoals Ryanair doet) vind ik bedrog. Twee uur in de bus is niet vlakbij. Arme medepassagiers uit het vliegtuig, die om een uur of twaalf nog druk op zoek waren naar een bus die er überhaupt heen ging.

Maar 7 kilometer is niets, dus ik dacht gewoon een voetreis naar Salou te maken. Dat ging aardig, maar net niet helemaal. Dankzij het wifi-netwerk van de McDonalds waar ik nu zit, kan ik op Google Earth zien dat ik Salou op 4,7 kilometer genaderd was. Maar ja, toen kwam mijn parallelweggetje uit bij een nachtclub langs de grote weg, waarna het niet meer verder ging. Ik heb nog wat geprobeerd om een nieuw parallelweggetje te vinden, maar dat lukte niet. Omdat ik ook niet mijn leven wil wagen om in Salou te zijn, ben ik maar omgekeerd, in plaats van langs de snelweg gaan lopen.

Nu zit ik te twijfelen of ik de bus zal pakken naar Salou, of dat ik gewoon in Reus blijf om hier de stad een beetje te zien. Het voordeel van Salou is dat ik daar op het strand kan gaan zitten en nog wat boeken voor school kan lezen (romans, goddank). Het nadeel is dat ik geen flauw idee heb wat de bus kost. Maar dankzij het internet in deze McDonalds weet ik dat straks waarschijnlijk wel.

Seb in Reus

Eigenlijk ben ik deze reis voornamelijk gaan maken vanwege de volslagen idiotie ervan. Wie gaat nu midden in het jaar opeens in een vliegtuig zitten, omdat het 11 euro heen en 11 euro terug kost. Welke idioot boekt op de bonnefooi een hostel van 23 euro per nacht voor een éénpersoonskamer? Zoiets kan toch eigenlijk helemaal niet bestaan?

Toen ik naar het vliegtuig liep had ik dan ook een heel vreemd gevoel bij de zaak. Het was zoiets als: kijk mij, ik vlucht, ik doe lekker wat ik zelf wil. Toen ik in het vliegtuig zat stond ik eerst de nodige doodsangsten uit – normaal hebben mijn medepassagiers die, maar bij gebrek daaraan had ik ze zelf maar – maar daarna overviel me een vreemd soort deprimerend gevoel dat ik dacht: och, als ik zo dood ga, dan is het ook wel goed. Zoals altijd landde het vliegtuig gewoon.

En nu ben ik hier in Reus, na een tocht met een bus waarbij de chauffeur me er op het juiste moment uitstapte en waarna ik me eigenlijk totaal verloren waande in deze stille Spaanse stad. Ik zag één politiewagen en één ondefinieerbare gestalte, verder niemand. Ik heb er maar 2 euro tegenaangegooid om met mijn iPhone een kaart op te halen, zodat ik het hostel kon vinden.

En waar ik eerst nog even een hard hoofd in had: het hostel bestond. De vrouw die het hier schijnt te leiden sprak geen woord Engels, maar dankzij mijn drie woorden Spaans kreeg ik een sleutel. Sèbastian? Si. En nu zit ik in een klein kamertje met één bed. Ik had alles al bij elkaar gepakt: sleutels, portemonnee, iPhone, om op de gang op zoek te gaan naar een badkamer, maar toen zag ik opeens nog een deur: mijn kamer heeft zelfs een toilet en douche, inclusief traditionele kontwasbak.

Morgen ga ik Reus in. Welterusten.

Meer laden