Log in
Seblog.nl

Seblog.nl

An evening with: Nina Simone

Ik keek op mijn zondagavond de tragische documentaire What happened, miss Simone? op Netflix, over dus het leven van Nina Simone. Er zijn een paar dingen die me opvielen.

Allereerst dus de tragiek van haar leven. Ze wilde de eerste zwarte klassiek pianiste worden, maar daar was in die tijd geen plek voor. Ze werkte in clubs en speelde andere stijlen, en werd verteld dat als ze werk wilde houden, ze erbij moest gaan zingen, dus dat deed ze. Daarmee bouwde ze een naam op, de naam Nina Simone, die trouwens niet echt haar naam was, uit angst dat haar moeder erachter kwam.

Ze speelde een actieve rol in de Civil Rights Movement, waar ze min of meer door geobsedeerd raakte. Haar boekingen liepen terug, omdat haar concerten steeds meer en meer uit alleen maar de politieke boodschap bestond. Haar activisme haalde haar carrière naar beneden, al zou je ook kunnen zeggen dat de wereld haar naar beneden haalde omdat die haar boodschap niet wilde horen.

Er volgde een periode van rondzwerven door Afrika en Europa, waarbij ze uiteindelijk in Nijmegen terecht kwam. Gewoon hier de stad waar ik woon, mijn oren klapperden er een beetje van. Dat was het keerpunt en daarna kwam ze met (psychische) hulp weer een beetje op de been en speelde ze weer concerten.

De een van de dingen die me verbaasden was dus dat ze in Nijmegen heeft gewoond. Het blijkt een appartement naast het Belvoir Hotel te zijn (dan kon ze daar zwemmen), dus niet per se een hippe plek met veel binding met de stad, maar toch.

Daarnaast blijkt er dus een land in Afrika te liggen, Liberia, dat gesticht is door voormalige Amerikaanse slaafgemaakten (de vlag is de Amerikaanse maar dan met één ster). Daarnaast ligt het land Sierra Leone, ook gesticht door voormalige slaafgemaakten, maar niet specifiek door Amerikaanse. Ze behoren nu tot de armste landen ter wereld.

Deze feiten verbazen me, maar nog meer verbaas ik me over het feit dat Liberia als sprookjesland klonk en ik oprecht nog nooit van gehoord had. In een pubquiz had ik ‘onwaar’ geantwoord. Ik vind het schokkend dat ik zo weinig van Afrika weet, vooral omdat ik dankzij een lichte informatie-verslaving best veel weet van landen in de wereld. Blinde vlek.

Dan tot slot, en dit is gevaarlijk terrein, iets over het uiterlijk van Nina Simone, vooral in de latere fragmenten. Hoe ouder mensen worden, hoe meer mannen en vrouwen op elkaar gaan lijken. Nina Simone had dit ook, door gebrek aan make-up misschien ook, en door haar zeer korte haar. Laat ik het maar gewoon zeggen: ik zag een zwarte man voor de piano staan.

Het was een mooie reminder dat, waarschijnlijk, vrijwel elke vrouw er als een man uit zou zien, als zij haar haar zou millimeteren en geen make-up zou doen. Het liet zo heel mooi zien hoe gender inderdaad een construct is, een serie afspraken over uiterlijkheden waar we gewend aan zijn.

Genoeg om over na te denken dus, en een aanrader ook wel, die documentaire. Dan ga ik nu op zoek naar een opgenomen concert.

Edit: Het is deze geworden. Ik publiceer ook te snel, na publicatie bedacht ik me dat ik nog dieper in wilde gaan op mentale gezondheid en strijden voor gelijke rechten. Dat komt later nog eens dan, als ik er dieper over nagedacht heb.

Doen alsof ik Keti Koti ken

Ik heb alweer even niets meer gepost over het onderwerp, maar de afgelopen weken ben ik nog steeds veel aan het lezen over hedendaags racisme en ons slavernijverleden. In het begin schreef ik daar wat meer over, maar naar mate je meer leest, merk je beter hoeveel je eigenlijk nog niet weet over het onderwerp. Het gaat vrij diep.

Voorheen zei ik nog dingen als ‘ik heb in de Bijlmer gewoond’, alsof ik daarmee alles van dit onderwerp wist. Ja, ik wist dat er elk jaar een festival werd georganiseerd, maar pas zeer recent kan ik Kwaku en Keti Koti uit elkaar houden. Ja, ik kwam wel eens in de World of Food, maar iets anders dan McDonalds en een pizza heb ik er nooit gegeten. Ja, ik kwam wel eens op het Anton de Komplein, maar vooral afremmend met fiets om daarna de Albert Heijn in te duiken.

Inmiddels weet ik dat De Kom de auteur is van Wij slaven van Suriname, dat klaar ligt op de leesstapel nu Hallo witte mensen uit is. Ik doe mijn best om achterstand in te halen, maar voel me tussendoor ook een volstrekt nutteloze boekenlezer op de bank. Gaat dit probleem zich echt oplossen als ik me door alle links op Withuiswerk.nl heen heb gewerkt?

Het is fijn om het gevoel te hebben vorderingen te maken. Iemand vroeg me wat ik dan vond van Sylvana Simons, of ik haar niet ook irritant vond. Nee, irritant is nooit het woord geweest, maar helemaal begrepen heb ik haar vast ook niet altijd. Maar, van de week keek ik een documentaire die haar volgt tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van Amsterdam in 2018. Halverwege is een vrij lang fragment waarin ze in discussie is met een witte man. Mijn gevoel van vorderingen maken zit erin dat ik voor alle waarschijnlijk irritante dingen die ze tegen hem zei, klappend op de bank zat: yes, precies dat.

Om toch even te expliciteren: Sylvana Simons, witte mannen, institutioneel racisme, ons slavernijverleden, discriminatie, Anton de Kom en de eetstandjes bij World of Food… dat zijn allemaal totaal andere dingen. Dat is wat ik bedoel, dat het vrij diep gaat. Er is hier zo’n enorme weggestopte wereld, die allemaal ook Nederland is.

Het is ook gek hoe ontzettend gepolariseerd er op dit moment met deze wereld om wordt gegaan. Kennelijk is het heel ‘links’ om je oprecht af te vragen wat Keti Koti is en hoe je je tot slavernij verhoudt. Om gewoon te luisteren naar wat mensen vertellen over hun ervaringen in hun eigen land, te erkennen dat ook niet-witte mensen recht hebben op een goede relatie met de politie.

Ergens heeft ‘rechts’ gelijk. Hoe meer ik me verdiep in het ongemak van de slavernij, hoe ongemakkelijker ik juist ‘de Nederlandse trots’ vind. Hoe harder zij roepen dat Nederland zo geweldig is, hoe minder ik er bij hoef te horen.

Tuurlijk, ik wil best trots zijn op Nederland, maar dan met inachtneming van de nuances die dat met zich meebrengt. Ik ben en voel me niet verantwoordelijk voor de slavernij die mogelijke voorouders hebben gepleegd. Ik ben en voel me wel verantwoordelijk om de overblijfselen die we nu nog zien op te heffen.

Dus, zelfs al was ik vorig jaar nog volstrekt onbekend met deze dag, of misschien juist ook wel daarom: het lijkt me een goed idee om van Keti Koti een nationale feestdag met herdenking te maken.

Ik was gisteravond twee minuten stil met een livestream uit Rotterdam. De twee minuten deden me denken aan die andere twee minuten uit mei, waar we ook stilstaan bij vrijheid. Ook de huidige generatie Duitsers valt weinig aan te merken over hun rol in de jaren 40. Ook bij Keti Koti zijn verhalen te vertellen over het verzet. Er zijn in beide gevallen paralellen te maken naar de huidige tijd. Het lijkt me niet meer dan logisch dat we hier eens per jaar bij stil staan, met voordrachten en stilte, en daarna dan feest vieren over wat nu kan.

Gezien de staat van het debat zijn we nog wel een paar jaar van dat punt af, maar ik zet het alvast in mijn agenda om volgend jaar vrij te vragen.

Tot slot een incompleet lijstje van dingen die ik tot me nam, omdat er zo veel te vertellen valt, maar ook al verteld is:

Bekend van de sauna: hogere luchtvochtigheid voelt heter aan. Waarom zette ik dan vanochtend de wasmachine aan? Nu hangt de was hier in de woonkamer te walmen.

Mobiel blijven tijdens corona, en daarna

We zitten nu drie maanden en een week in De Situatie. Als je er niet teveel op let merk je het niet eens meer. Straten zijn vol, terrassen zijn vol, mensen zitten weer gewoon bij elkaar in het park. Als je goed kijkt zit er anderhalve meter tussen, maar als je beter kijkt soms ook niet.

Zelf ga ik weer anderhalve dag in de week op de fiets naar kantoor, omdat ik anders aan letterlijk grenzend gek werd. De eerste keer was op 3 juni, en achteraf bedacht ik me dat dat de eerste keer in net iets minder dan drie maanden was dat ik langer dan 3 uur niet thuis was geweest.

Daarna ging het harder, inmiddels heb ik meerdere van die dagen gehad, waarin ik toch redelijk veel mensen zie en langere periodes niet thuis ben. Ik kom nu dus zelfs weer met enige regelmaat in het centrum van Nijmegen.

De gekste dag was misschien wel vorige week zaterdag, toen ik eerst met 15 mensen die ik nog niet kende in een lokaal gezeten heb om de Wegenverkeerswet te leren, en daarna aansloot bij een parkfeestje van een jarige vriend. Alsof er niets aan de hand was, los van de ruimte tussen alle personen.

In een straal van 10 kilometer

Eén van die dingen die nog steeds staat, is dat ik mij nog altijd niet buiten een straal van 10 kilometer rond mijn huis heb verplaatst. Komende donderdag is het magische moment, omdat ik dan in Arnhem moet zijn om iets te regelen voor mijn rijbewijs. Daarmee heb ik dan eindelijk een essentiële reis te pakken.

Want dat is het devies momenteel: het OV is alleen voor essentiële reizen. Wij zijn in Nederland niet opgesloten geweest in onze huizen, maar een deel van ons is wel opgesloten in onze eigen woonplaats, min of meer.

Voor mij betekent dat dus dat mijn drie opties zijn om te wandelen, te gaan hardlopen, of om op de fiets te gaan. En dan doe ik het met die straal van 10 kilometer naar omstandigheden nog best aardig.

Ik weet dat er in vorige eeuwen mensen waren die hun hele leven nauwelijks buiten zo’n straal kwamen, maar voor mij is dit niet normaal en hoewel het went wil ik ook liever niet dat het normaal blijft.

In de auto dan maar

Ik hintte er al een paar keer naar: ik ben zodra het weer mocht in een lesauto gestapt. Mensen die het met me over auto’s hebben gehad zal dat verbazen. Ik ben nogal een fan van het OV en de fiets, heb altijd geroepen dat ik geen auto nodig heb en heb zelfs een beetje radicale anti-auto-ideeën verkondigd.

Een paar jaar terug las ik bij De Correspondent het woord ‘treinfietser’. Het artikel waar het in stond legde uit dat een groot deel van het Nederlandse verkeer zo kon worden benoemd, terwijl we daar voorheen alleen de losse woorden ‘fietser’ en ‘treinreiziger’ voor hadden. Die twee losse woorden verwezen ook naar twee losse groepen. Door de treinfietser een naam te geven, kon hij door de statistiek en politiek worden gezien.

Maar los daarvan identificeerde ik me direct met dit woord. Eenmaal in de lesauto gestapt, legde ik ook direct uit dat ik een ‘door De Situatie in de auto geduwde treinfietser’ ben. Ik zeg dat nog steeds met trots, zo van: het is niet mijn idee.

Ik moet zeggen: het heeft ook wel wat. Na de eerste doodsangst van ‘wow we gaan 50’ en ‘zeker weten, 70?’ wen je aan de snelheid en is het net een spel. Ik betrapte mezelf erop dat ik het eigenlijk best leuk vond om random rondjes door Nijmegen te rijden zonder doel. Ik bedacht me ook direct dat er mensen zijn die dat doen, als tijdverdrijf.

Ergens ben ik wel blij dat mijn ruzie met de koppeling de boel nog een beetje relativeert.

Het recht van de snelste

In de kantine van de rijopleiding, wachtend op de instructeur voor de Theoriedag, las ik opzichtig het boek Het recht van de snelste van Thalia Verkade en Marco te Brömmelstroet (de fietsprofessor). Het was mijn poging om te laten zien: ik ben hier wel maar niet vrijwillig. Inmiddels heb ik het boek uit.

Dankzij dit boek ontdek ik dat het helemaal niet zo vanzelfsprekend is dat we overal die fietspaden hebben liggen. Daar is hard voor gestreden. Dat ik vrienden en familie aan twee zijden van het land heb, en toch 30 jaar geen rijbewijs nodig heb, is een luxe die zeldzaam is.

Ook wijst het boek op de vrij dominante positie van de auto in onze publieke ruimte, ook in Nederland. Hoeveel vierkante kilometers asfalt er wordt neergelegd, vaak ook puur het parkeren van auto’s. En ook hoe gek het is dat we het normaal vinden dat er zoveel slachtoffers bij vallen, en daarbij in berichtgeving steeds het slachtoffer de schuld geven (‘het kind keek niet uit’) en de auto als ding zien (‘busje schept voetganger’), en zo de dader (of ongewenst medeplichtige) uit beeld houden. Het is heel erg het lezen waard. Ik heb gehuild.

Maar nu dus De Situatie

Ergens komt het boek ongelukkig uit, zoals veel dingen momenteel ongelukkig uit komen. In Parijs schijnt de fietser door De Situatie helemaal in opkomst te zijn. Met steeds grotere aantallen veroveren ze de stad, filmpjes van auto’s die zich ongewenst voelen komen voorbij op Twitter.

Maar tegelijkertijd kan ik hier in Nijmegen dus niet naar Leiden, Den Haag of Amsterdam, omdat ik nu een reden moet hebben om in de trein te mogen zitten. De auto, als rijdende privé-ruimte, kan wel gebruik blijven maken van de publieke ruimte en zo het land oversteken.

Mijn intentie is om iets met een deelauto te gaan doen, beginnend met GreenWheels, want die staat om de hoek. Een auto bezitten gaat me veel te ver. Het is goed, voor mezelf, om met een rijbewijs extra mobiliteitsopties te creëren. Van de vier broers heeft alleen een partner een rijbewijs, en die heeft ook al tijden niet gereden. Wie neemt het stuur van mijn ouders over? Het voelt alsof ik die plicht heb, iemand in onze familie moet het doen.

Maar toch heb ik het er moeilijk mee, zeker ook na het boek. Meedoen is stemmen vóór het gebruik van levensgevaarlijke machines, grote bakken metaal die we op hoge snelheid door onze publieke ruimte drijven, waarvan we grote delen vrij maken van obstakels en waardoor iedereen overal moet opletten.

Mijn doel is niet dat rijexamen halen. Mijn doel is leren om op een veilige en milieu-bewuste manier deel te nemen aan het verkeer als automobilist. Het is gek dat we dat alleen aan de poort reguleren: kijk alle straatjes in, binnen-buiten-naast-richting, breed kijken. Zodra je door de poort bent wordt je alleen nog bijgestuurd met een paar snelheidscontroles en als je daadwerkelijk iets of iemand geraakt hebt.

En hierna

Maar het boek laat ook zien dat – hoewel veel op de automatische piloot gaat en het moeilijk is tegen de stroom in te roeien – het wel helpt om je druk te maken over dingen. Ik weet nog niet precies waar ik moet beginnen, maar ook als ik een rijbewijs heb kan ik tegen auto’s in steden blijven. De Situatie zal overgaan en dan komt de treinfietser terug. Ik ben ook vegetariër, ik weet hoe ik mezelf het comfort van meestromen met de massa kan ontzeggen.

En wie weet duurt mijn ruzie met de koppeling wel langer dan de zoektocht naar het vaccin. Donderdag in elk geval met reden naar Arnhem, met de trein.

img_6198-1000x750-blur

Het voelde een beetje alsof ik homo-erotische literatuur kocht: de boekverkoper wist duidelijk niet wat hij ermee aan moest toen hij de titels van mijn bestelling opnoemde.

Nu de tippelzone naast kantoor dicht is voetballen er shirtloze studenten. Ik vind deze verschuiving van lustobjecten prima.

Murw

Ik was weer even een paar dagen stil. De liveblogs van de Black Lives Matter-demonstraties zijn weg, het NOS-journaal heeft het er niet meer over. Door de juiste mensen te volgen blijf ik over racisme en anti-racisme lezen op Twitter, maar ik wil er zelf niet te drammerig mee overkomen. Bovendien: ik moet juist lezen.

Maar het is veel, dus zit ik nu met een overstromend hoofd. Ik moet er nu wat over delen, omdat ik anders gek word. De informatie moet ook weer verwerkt worden. Zie deze post als een samenvatting van wat ik tot me heb genomen, met wat achtergrond.

Merk op dat ik dit merendeel heb gevonden op Withuiswerk.nl, maar ook zelf wat heb gegrasduind.

Zwart als roet

In een ver verleden (2014) heb ik de documentaire Zwart als roet van Sunny Bergman gezien. Uiteraard was ik was in 2011 ook verbaasd toen Quinsy Gario ons vertelde dat zwarte piet niet kon, en ik kwam in 2013 al heel blij met de roetveegpiet als oplossing. Toch duurde het dus nog tot deze documentaire dat ik er echt de ernst van in zag. Sindsdien is gelinkte post dus ook een privé-post, omdat ik vond dat ik te snel het roetveegpad op ging.

Uit de documentaire kreeg ik mee dat ik niet vrij was van racisme, maar verder dan dat kwam ik nog niet.

Ik woonde die tijd in de Bijlmer, en ik merkte op dat ik ’s avonds bij het thuiskomen “ojee” dacht als ik een jongen met een niet-Westerse achtergrond tegenkwam, maar bij witte jongens geen probleem had. Ik merkte op dat er in de Albert Heijn een duidelijke scheiding was tussen de vrij witte rij voor de pinkassa en de gemengdere rij die met contant wilde betalen. Ik dacht dat ik nu wist dat ik racist was en dat het daarmee oké was.

Ik kende de naam Anton de Kom, van het plein, en dat het een Surinaamse schrijver was. Niet wat hij geschreven had, waar hij voor streed, waar hij stierf.

Mijn mening over zwarte piet is in de jaren daarna wel veranderd naar ‘laten we er toch mee stoppen’, maar dat kwam vooral omdat de overkant zich zó enorm aan het ingraven was dat ik er eng van werd. Wat is er in vredesnaam zo gezellig aan een kinderfeest waarbij je zo krampachtig ‘Nederlander’ wil zijn?

Wel was ik ook trots op mijn woke-heid. Twee huisgenoten later in Nijmegen hadden niet gedacht ooit een Nederlander te ontmoeten die tegen zwarte piet was. ‘Jij snapt dit toch?’ Ik was trots dat ik een ander geluid had laten horen en kon weer lekker verder met niets doen.

Wit is ook een kleur

Nu met de demonstraties in de VS en in Nederland werd ik opnieuw met dit onderwerp geconfronteerd. Zoals ik eerder schreef keek ik ‘het vervolg’ op de documentaire van Sunny Bergman: Wit is ook een kleur. Die was heel ongemakkelijk en wees me erop dat ik helemaal nog niet zo ver was als ik dacht dat ik was.

De documentaire laat een sessie zien met een heel diverse groep, die ze in een lijn laten staan in een gymzaal. Er volgt een lijst stellingen over het dagelijks leven waarbij de personen een stap naar voren moeten zetten als ze vinden dat het op hen slaat, en naar achter als het niet zo is. Het eindresultaat is dat alle witte mensen vooraan staan.

Daarna praat de groep na in een kring. De witte mensen voelen zich vaak aangevallen en praten dwars door alle verhalen heen, terwijl ze met hun eigen voorbeelden van ongelijkheid komen. Eigenlijk wordt er niet echt geluisterd, tot ze erop worden gewezen dat ze niet echt luisteren, en zelfs dan blijft het moeilijk.

Het is allemaal erg pijnlijk om te zien, maar ook herkenbaar: ik zou ook naar dergelijke voorbeelden grijpen om me te verdedigen en het niet te hoeven horen. Niet omdat ik heb besloten dat ik het niet wil horen. Maar kennelijk wil ik het toch echt niet horen. Dankzij de documentaire ben ik me daarvan bewust en probeer ik te horen wat ik niet wil horen.

Hiermee geconfronteerd vond ik dus dat ik 1) meer moest lezen over zaken, mezelf bewuster maken en 2) mensen aan moest spreken op de dingen die ik nu zag en het te wijzen op middelen zoals Withuiswerk.nl.

Verdacht

Black Lives Matter is een protest tegen Amerikaans politiegeweld en we kunnen het daar over hebben. Maar ook onze politie is niet altijd lief voor iedereen, en dat keert zich ook tegen andere niet-witte mensen. De documentaire Verdacht bevat veel schrijnende verhalen.

Waarom vinden we het oké dat mensen met een andere huidskleur continu staande worden houden?

Omdat statistiek uitwijst dat dat zin heeft, zei een van de personen met wie ik hierover in discussie ging. Deze persoon vindt zichzelf niet racistisch, ziet het juist als een redelijk en misschien zelfs wetenschappelijk argument. Een dobbelsteen gooien is minder efficiënt.

Ik vind dat onzin. Er zijn genoeg witte Nederlanders die ook niet deugen. Als je bij niet-witte Nederlanders consequent de auto overhoop haalt, terwijl je witte Nederlanders laat doorrijden, snap ik dat je statistieken uiteindelijk aantonen dat niet-witte Nederlanders minder deugen.

Maar nog los daarvan: de voorbeelden zijn echt schrijnend en vaak overduidelijk racistisch. Je hebt ook als niet-witte Nederlander recht op een sportauto, zonder elke keer aan de kant te worden gezet. (Zeg ik als niet-autofan.)

Changing gears.

1619

De moeilijke gesprekken zijn soms ook met mensen die dichtbij staan. Juist de mensen van wie ik hou zie ik graag als goede mensen, maar ze zeggen soms wel dingen die ik problematisch vind.

Een van hen vertelde over vriend W., die heel gezellig was, maar wel steeds begon over het verleden. Vriend W. kwam uit Suriname. Zelf zag deze persoon geen kleur, maar juist omdat vriend W. steeds maar weer begon over dat slavernijverleden, ontstond de associatie. Door er zelf steeds over te beginnen, werd vriend W., die normaal altijd heel gezellig was, een steeds minder fijne gesprekspartner. Op deze manier riep vriend W. het zo over zichzelf af.

Zo’n gesprek is ontzettend lastig, zeker telefonisch. Ik kon alleen maar ‘auw auw auw’ denken, maar ik had ook niet de juiste antwoorden om hier tegenin te gaan.

De reden dat ik er geen antwoorden op had, is omdat ik eigenlijk zelf ook niets weet over het slavernij-verleden. Om mij heen krijg ik tips over 1619, de podcast van de New York Times, en die is inderdaad goed. Ook heb ik de film 12 Years a Slave (2013) gezien deze week. Beiden geven een inkijk in de wereld van slavernij.

De podcast vertelt het verhaal van hoe Amerika is opgebouwd door tot slaaf gemaakten, waar vooral witte mensen beter van werden, maar dat bepaalde structuren daar nog steeds doorwerken tot de dag van vandaag. Nog altijd lijkt men te denken recht te hebben op goedkope arbeid van zwarte inwoners. Nog altijd is er sprake van een kloof die in stand wordt gehouden of soms juist actief wordt vergroot.

De film 12 Years a Slave geeft juist een inkijk in hoe het was om tot slaaf gemaakt te zijn. Wel vanuit het wat veiligere perspectief van iemand die eerst in het noorden een vrij man was en na een kidnap tot slaaf gemaakt wordt in het zuiden. De titel verraadt het eind: hij wordt bevrijdt. Een happy ending voor de hoofdpersoon, maar een makkelijk einde voor een film en de kijker.

De plantage van onze voorouders

Maar zelfs al geeft de podcast 1619 minder ruimte om je achter te verschuilen dan 12 Years a Slave, het beschrijft slavernij nog altijd als iets dat een probleem was in Amerika. Aangezien we veel cultuur importeren vanuit Amerika (en hebben geïmporteerd naar Amerika) moeten we ons daar zeker toe verhouden. Toch hebben we hier thuis nog genoeg in de kast liggen ook.

Daarom luister ik dus ook de nu nog lopende podcast-serie van de VPRO: De plantage van onze voorouders. De podcast-maakster duikt daarbij in de geschiedenis van haar eigen (adellijke) familie. Daarbij komt ze een plantage tegen, en zo ook de familie die afstamt van de tot slaaf gemaakte mensen van de plantage.

In die serie wordt het een paar keer aangehaald: hoe idioot weinig wij witte Nederlanders weten van die periode, omdat we er nooit naar kijken. Omdat we ons ervoor schamen, omdat we zeggen: wij hebben het niet gedaan. Maar als we het niet gedaan hebben, waarom schamen we ons dan? Waarom kijken we er niet gewoon naar?

Deze podcast kijkt er wel naar. Het is een erg persoonlijk verslag en legt daarmee veel bloot. En zo moeilijk is het ook weer niet om het te luisteren.

Niet dat ik nu weet wat ik met de slavernij aan moet, maar het helpt om er gewoon naar te kunnen kijken, er weet van te nemen. En misschien is dat uiteindelijk ook wel alles wat we ermee moeten: erover leren en erkennen, in plaats van het wegstoppen en vergeten.

Ik zou nog wel een hele blogpost vol willen schrijven met hoe bizar de hele situatie eigenlijk is, maar laat ik dat even opsparen voor een andere keer. Het is ook niet mijn verhaal, ik vertel het alleen maar na.

Als links mens lekker op een zwaard vallen

Terug naar het erover praten met mensen. Dat doe ik dus ook. Het merendeel van deze gesprekken is dankzij De Situatie op afstand, maar ik spreek mensen erop aan als ze dingen zeggen die volgens mijn nieuwe kennis niet in orde zijn.

De opener tot het gesprek was vaak dat ik op de demonstratie in Nijmegen ben geweest. Daarmee kon ik over de anderhalve meter op de Dam heen stappen en zeggen dat ik het zo zonde vond dat dat afleidde van de boodschap.

Iemand was verbaasd dat ik, verder zo voorzichtig in deze periode, dan toch naar een demonstratie ging voor zoiets nutteloos. Ik probeerde het nut aan te tonen, maar kon toch ook niet overal antwoord op vinden. Ik moest denken aan wat ik op Twitter las. Iemand riep dat linkse mensen in racisme een zwaard vonden waar ze lekker in konden vallen. Lekker zwelgen in schuld en de Nederlandse cultuur verloochenen. Mijn gesprekspartner ging niet zo ver, gelukkig.

Ik vind het is lastig. Als ik niet op tijd genoeg heldere argumenten vind, moet ik me dan laten overtuigen dat er inderdaad niets aan de hand is, dat iedereen het wel eens moeilijk heeft in onze maatschappij? Of moet ik het gesprek afronden en op zoek gaan naar nog meer argumenten? Door gesprekken af te kappen tot je betere argumenten hebt, kom je uiteindelijk in een sekte terecht. We graven ons erg in en zien elkaars punten niet meer.

Toch denk ik dat als we graven, we best nog even kunnen graven in ons slavernijverleden. Je weet pas of je er iets mee moet als je weet wat het is. En breder: hoe bizar is het verhaal van de Europeaan die op een bewoond eiland aankomt en zegt dat hij het ontdekt heeft. Wat zegt dat over de mensen die er wonen? Wat zegt dat over de Europeaan? Ik snap dat sommige mensen een hekel aan ons hebben, vooral omdat we dit onderwerp zelf volstrekt negeren.

Al met al ben ik dus soms minder in touch met ‘mijn’ mensen, maar heb ik het idee dat ik de wereld als geheel beter snap. Maar ik ben er nog lang niet. Ik studeer nog even door, ik hoop jij ook.

Hardlopen door de natuur zónder podcast, dat is pas leven. Koptelefoon is nergens voor nodig, mijn hoofd speelt vanzelf de overture van Princess Mononoke.

Mogen de kroegen en clubs weer open? Mijn buren besmetten elkaar toch wel, en dan ben ik van dat geschreeuw van die tuinfeesten af.

Mensen in de Albert Heijn zijn echt levensmoe. Ik was er heel kort vier broodjes pakken en zeker vier keer stond er opeens iemand minder dan een meter naast me. Het voelt heel onprettig.

Tussen niet mee bezig en neutraal

Iemand vroeg me wat mijn mening was over diepvriesgroenten. Mijn antwoord was dat ik geen mening had over diepvriesgroenten. Ik vervolgde wel dat ik ze nooit at, en dat ik ze bij mijn laatste poging niet lekker vond.

Niet lekker vinden is ook een mening, vond hij, en daar gaf ik hem gelijk in. Hij vertelde wat hij zoal maakte met diepvriesgroenten, dat het fijn was om ze gewoon in voorraad te hebben. Als je je eten goed kruidt merk je er niet zo veel van — hé, dat zijn mijn eigen woorden als ik het over vlees heb met iemand die dat nog eet.

Ik gaf toe dat ik inzag dat diepvriesgroenten ‘groener’ zijn, omdat er bij verse groente sneller gehandeld moet worden en er dus meer verlies in zit. Diepvriesgroenten kan je efficiënter vervoeren. Ik had het er nog over dat ik met de credits die ik verdien door geen vlees te eten, waarschijnlijk nog wel even verse groente mag blijven eten.

Terwijl ik dat typte begon ik te twijfelen. ‘Mag blijven eten’? Kennelijk heb ik hier meer een mening over dan ik zou denken. ‘Ik kom gewoon nooit in de buurt van het vriesvak.’ Ja, maar waarom dan?

Ik weet niet precies waar mijn gesprekspartner nou op uit is. Het gesprek is nog bezig en als een briefwisseling: langere berichten en het duurt soms een dag voor er antwoord komt. Maar het legt iets interessants bloot: ik heb een mening over diepvriesgroenten, terwijl ik dacht van niet.

Volgens mij is dit een goed voorbeeld dat laat zien dat ‘er niet mee bezig zijn’ niet hetzelfde is als ‘neutraal zijn’. Als je ergens niet mee bezig bent, maak je waarschijnlijk automatische beslissingen. Beslissingen, automatisch of niet, zijn zelden neutraal.

Ik denk niet dat het voor diepvriesgroenten wereldschokkend is om automatische beslissingen te maken. Het is wel goed om eens over na te denken. Maar je zou je ook andere momenteel actuele onderwerpen kunnen verzinnen, waarbij je beslissingen meer impact hebben. Voer tot nadenken.

Meer laden