Log in
Seblog.nl

Blog

Kutgitaar

U kent de Kutgitaar niet, maar ik sta er in. Het is goed dat u de Kutgitaar niet kent, want ze zijn nu al zo snel uitverkocht. Dit keer zijn het er 60. Voor uzelf is het ook goed dat u de Kutgitaar niet kent. Mocht u hem onverhoopt toch willen leren kennen: hij wordt gepresenteerd op 20 oktober, om 20:00, bij de Etalage Derde Walstraat op de Derde Walstraat in Nijmegen. Met die groene luifels. Als u wel de Kutgitaar wil leren kennen maar niet naar de presentatie kan komen, kunt u het op [deze](http://kutgitaar.wordpress.com) site proberen, maar ik beloof niets. Dat is extra. De keuze is gewoon: ja of nee. Indien ja: tot donderdag.

Dag Ivo

Wat mij opvalt is dat Ivo Niehe onder vuur ligt. Opeens vindt iedereen hem een zak. Wat heeft de beste man misdaan? Hij heeft live in een uitzending van Pauw en Witteman vertelt hoe goed hij die avond was in het theater. Het ging ongeveer zo:

Tja Ivo, als je iets niet moet doen, is het jezelf de hemel in prijzen, want daar kunnen we hier in Nederland niet zo goed tegen. Dat was de arme man even vergeten. Hij zat waarschijnlijk al dagen in Frankrijk en op het moment dat hij gefilmd werd kwam hij zo van het podium gelopen. ('Ik heb de bloemen nog, dan weet je dat het gebeurd is.') Wie in zo'n toestand een interview afgeeft is al snel overenthousiast over zichzelf.

Maar bij Ivo komt daar nog iets bij. Ivo is namelijk gewend om alles de hemel in te prijzen. Bij het aankondigen van een interview moet hij altijd eerst haarfijn uitleggen hoe geweldig de geïnterviewde is en hoe groot de eer is dat de Tros TV Show (dat wil zeggen: Ivo Niehe) diegene heeft mogen interviewen.

Bij Marco Borsato vraagt hij: 'Het lijkt wel of alles wat jij professioneel aanraakt meteen goud wordt, hè?' (Waarna Marco het afzwakt.) 'Maar goed, het is een grootse carrière.' (Waarna Marco het weer nuanceert.) Hij kondigt de mannen van Basta aan als 'het ronduit opzienbarende programma' dat 'misstanden aan de kaak stelt op een genadeloos spectaculaire humoristische manier'. 'Het zijn absoluut geniale programmamakers,' zegt hij even later.

Zo prijst hij dus zijn gasten de hemel in. Het enige verschil met zijn optreden in Pauw en Witteman is dat hij al zijn lof nu direct op zichzelf kan afvuren, omdat hij nu zelf de geïnterviewde acteur is. Volgens mij is in zijn ogen iedereen die eens op tv is geweest zonder zijn programma al geweldig genoeg om in zijn programma te komen. En dit was zijn moment van faam zonder de TV Show. Geef hem eens ongelijk.

Maar zijn interviewkwaliteiten laten wensen over. De werkwijze van Niehe: eerst een compilatiefilmpje maken over het leven van de geïnterviewde, met veel persoonlijke details die zó persoonlijk zijn dat je ze eigenlijk niet echt hoeft te weten, om dan vervolgens de persoon zelf te confronteren met de persoonlijke details en voortdurend naar de bekende weg vragen. Zie zelf:

Nu Ivo is ontmaskerd, kunnen we hem eindelijk van de buis gooien. Hij interviewt op deze teenkrommende ook diverse buitenlandse gasten. Wat moeten die wel niet van Nederlanders denken? De plaatsvervangende schaamte verlamt me altijd zodanig dat ik gewoon niet meer kán zappen. De TV Show is een fuik. Ik denk dat dat de enige reden is waarom ze nog kijkers hebben.

Dat Ivo zelf totaal niet denkt aan stoppen blijkt uit het slot van de aflevering met Basta. De mannen geven aan dat ze een tweede seizoen van hun programma eigenlijk helemaal niet zien zitten. Ze worden bekender, dus ze kunnen niet alles meer doen zonder herkend te worden. Maar stoppen? Daar wil Ivo niets van horen. 'Ik zou zeggen, doe nog een poging, nog één seizoen moet kunnen.' Ja Ivo, nog één seizoen moet kunnen.

Even de Bijbel herinterpreteren

De Nieuwe Bijbelvertaling begint, zoals bekend, met de volgende woorden:

In het begin schiep God de hemel en de aarde. De aarde was nog woest en doods, en duisternis lag over de oervloed, maar Gods geest zweefde over het water. God zei: 'Er moet licht komen,' en er was licht.

Sommige mensen zien dit als het begin van de wereld. Hier schept God de substantie, alles wat er is in de wereld en vanaf hier begint de tijd. Tegenwoordig gaan ook veel mensen daar tegenin: er was een oerknal die de wereld maakte. In dit stuk wil ik laten zien dat deze tekst en die oerknal elkaar niet uitsluiten.

In principe is de tekst in tegenspraak met datgene waarvan de wereld van gemaakt is: substantie. Substantie bestaat per definitie op zichzelf en is nooit voortgebracht door iets anders. Als substantie geschapen zou zijn door God, zou de substantie niet meer op zichzelf staan en dus geen substantie meer zijn. De enige manier waarop substantie dus echt zijn kan, is door zijn eigen oorzaak te zijn. God is zijn eigen oorzaak, God is alle substantie.

Als God alle substantie is, zit God in alles. Dat moet een geruststellende gedachte zijn voor gelovigen: God zit overal in. In de tafel, je computer, maar ook jijzelf bent onderdeel van God. God is immers de wereld. God is ook de oorzaak van alles, maar daarmee ook het gevolg van alles. God is het ene moment dat op het andere volgt. God is de oneindige kettingreactie van de dingen die gebeuren.

In zoverre 'weet' God dus ook wat er gaat gebeuren. Elke volgende gebeurtenis is immers de uitkomst van een rekensom van alle natuurwetten bij elkaar. Daarmee is het, hoewel voor ons onmogelijk, volkomen voorspelbaar wat er gaat gebeuren, zelfs eeuwen van te voren. Door de wetmatigheid van de wereld is God dus gedetermineerd.

Als God zijn eigen oorsprong is en oneindig bestaat, dan kan hij de aarde niet hebben geschapen zoals in Genesis 1 wordt beschreven. God is immers zelf de aarde, het universum en alles eromheen. Als God oneindig is, moet ook de wereld oneindig hebben bestaan en zullen bestaan.

Om deze contradictie op te lossen pak ik er graag een vertaling bij van prof. Ellen van Wolde, die bij haar oratie deze vertaling van Genesis 1 verdedigde:

In het begin waarop God de hemel en de aarde scheidde, en de aarde ongegrond was en zonder fundament, en duisternis over de diepte lag, en Gods adem zwevende was over de wateren, sprak God: 'Er zij licht'.

Deze tekst spreekt over 'Het begin waarop God sprak', met enkele bijzinnen. In deze tekst is er dus geen sprake van een absoluut beginpunt waarop God ging scheppen. God was er al, en toen hij voor het eerst sprak zei hij: 'Er zij licht'. En vanaf daar benoemt hij de rest van de wereld.

Voor 'Er zij licht' was de kettingreactie van de wereld al bezig. Dat laat ruimte open voor theorieën als die van de oerknal. De oerknal zelf zal ook een oorzaak hebben, gezien de oneindigheid van de tijd en de oneindigheid van God. Dat de tijd nog oneindig door zal lopen is makkelijker in te denken dan dat de tijd zonder begin altijd al heeft bestaan, maar als het ene denkbaar is is het ander het ook.

Maar wat is dan de scheppingsdaad? Van Wolde vertaalt het woord bara niet met 'scheppen' maar met 'scheiden'. Het onderscheid is de basis van taal: door dingen te onderscheiden van elkaar krijgt het betekenis. Het meest basale onderscheid is die tussen licht en duisternis. God begon dus met het onderscheiden van zichzelf.

Het onderscheiden gebeurt niet in de fysieke wereld van de kettingreactie. Het onderscheid bestaat in het denken van de mensen. Als God alles is, zit de mens daarbij. Dankzij de mens, die dingen is gaan onderscheiden en benoemen, heeft God de wereld gescheiden en betekenis gegeven. Genesis 1 gaat dus niet over het begin van de wereld, maar over het begin van de betekenis en het begin van de taal.

Koffiedrinken

De Dikke Van Dale maakt geen melding van het woord koffiedrinken en dat is eigenlijk heel zonde. Als er iets bij onze cultuur schijnt te horen, is het wel het koffiedrinken. Want dat is de situatie waarbij de befaamde koektrommel op tafel komt, die open gaat, waar één koekje uit wordt gepakt, en die dan weer snel dicht gaat. Dat, roept elke Nederlander die ooit iets over onze cultuur heeft gehoord, dat is Nederlands.

Maar koffiedrinken als zodanig staat niet in de Van Dale. Natuurlijk, we kunnen het wel vormen aan de hand van de woorden koffie en drinken, maar koffie drinken levert eigenlijk een heel andere betekenis op. In eerste instantie zou je zeggen dat het woord koffiedrinken ook daadwerkelijk betekent dat je de drank koffie gaat drinken. Maar het mooie van het koffiedrinken is dat dat helemaal niet zo hoeft te zijn.

Bij mijn vader thuis is het bijvoorbeeld mogelijk om te vragen: 'Zullen we koffiedrinken?' Daarop is het volgende antwoord denkbaar: 'Ja, wat wil je drinken?' Kennelijk zit het woord koffie dus niet meer vanzelfsprekend in de betekenis van het woord koffiedrinken. Koffiedrinken is daarmee meer een ritueel, waarbij je eventueel koffie kan drinken, maar ook thee, sap of iets anders. Als er maar koekjes bij zijn, dat is geloof ik wel noodzakelijk, maar wij eten gewoon direct het pak leeg.

Het keuzepad tot een boek

Vandaag had ik de onweerstaanbare drang om een boek te kopen. Een nieuw boek, eentje met een lekkere vormgeving en een goede auteursnaam en uitgeverij. Zo'n boek waarvan je van te voren denkt dat het een heel goed boek is, waar door het automatisch al een beter boek is. Maar daarbij mocht het boek niet duurder zijn dan 14 euro, want meer had ik niet bij me en de bankpas lag nog thuis. Dat was expres, want anders geef ik teveel geld uit. Je moet jezelf een beetje in bedwang houden als je weet dat je graag dingen koopt.

Uiteindelijk probeerde ik een keuze te maken tussen _Elementaire deeltjes_ en _De mogelijkheid van een eiland_ van Michel Houellebecq (spreek uit: _welbek_). Een tijdje terug stond er een vak aangekondigd over het werk van Houellebecq, maar die heb ik niet gekozen, omdat ik geen zin had in de zoveelste zeventiende-eeuwse vergeten Fransoos. Maar toen ik hoorde dat het om een verguisde hedendaagse schrijver ging die inmiddels geëmigreerd was naar Ierland, heb ik _De kaart en het gebied_ gekocht en gelezen. En dat was heel vermakelijk. Vandaar dat ik nu weer een boek van hem wilde kopen. Qua titel zou ik eerder _De mogelijk van een eiland_ kopen. _Elementaire deeltjes_ vind ik wat saaier, zeker naast de rijkheid van _De mogelijkheid van een eiland_, die ook beter rijmt met _De kaart en het gebied_ en _De wereld als markt en strijd_ (ik hou niet van economie, dus die viel af). Toch heb ik bij nader onderzoek voor _Elementaire deeltjes_ gekozen. Het zit zo. Zowel in het verhaal zelf als op de flaptekst van _De kaart en het gebied_ wordt verwezen naar _Elementaire deeltjes_. Voor de verwijzingen in het verhaal moet je zelf maar _De kaart en het gebied_ gaan lezen, maar de flaptekst is makkelijk te citeren:
De beste Houellebecq sinds _Elementaire deeltjes_. - Martin de Haan op _www.hofhaan.nl_
In eerste instantie zou je denken: dit is dus een goed boek. Het is niet zomaar goed, het is zelfs de beste. Maar eigenlijk zegt de flaptekst van _De kaart en het gebied_ dat je beter _Elementaire deeltjes_ kan kopen. Het is immers de beste sínds _Elementaire deeltjes_. Als een schrijver de boeken A B C D E en F schrijft, en iemand (in dit geval de vertaler: verdacht) zegt dat F de beste is sinds C, dan wil dat sowieso zeggen dat je D en E niet hoeft te gaan lezen. Het beste kan je C gaan lezen, want die is beter dan F. Maar eigenlijk zegt dit alles niets over A en B, misschien zijn die wel ook steengoed, zo niet beter. Het geval wil dat _De mogelijkheid van een eiland_ tussen _Elementaire deeltjes_ en _De kaart en het gebied_ in zit. _De wereld als markt en strijd_ komt daar nog voor, dus daarover is eigenlijk geen waardeoordeel bekend. Ik denk dat ik op grond van de flaptekst van _De kaart en het gebied_ kan opmaken dat ik een goede keuze heb gemaakt met _Elementaire deeltjes_.

De Uitvreters op het UITfestival Nijmegen

Op 10 september sta ik om 20:00 in Museum het Valkhof, om daar een verhaal voor te lezen, samen met zeven anderen. We hebben als het goed is allemaal een tekst geschreven die eindigt met de laatste zin van Nescio's De uitvreter: 'Zijn reis naar Friesland is altijd onopgehelderd gebleven.' Ik wel, in ieder geval, en wie het verhaal wil horen moet dus daar aanwezig zijn.

Dus: verhalen van Ilse Schaminee, Tom Bouwmeester, Aafke Romeijn, Tim Pardijs, Wout Waanders, Elske van Lonkhuyzen, Johan Roos en ikzelf, komt dat horen in Museum het Valkhof!

De wesp

Gisteravond besloot ik iets voor half één dat de tijd van nachtbraken nu wel weer voorbij mocht zijn en dat ik naar bed ging. Ik draaide nog wat muziek bij de afwas en sloot goedgehumeurd de dag af. Tot ik iets zag vliegen, waarvan ik al direct zag dat het een hangend achterlijf had. En jahoor, er bleek een wesp in mijn kamer te zitten.

Gewapend met elektronische vliegenmepper ging ik hem te lijf. Voorzichtig, kijken, stapje, kijken, stapje, helemaal terug naar de hoek, kijken, kijken, stapje, terug. Ondertussen maakte de wesp zwierige bewegingen langs mijn plafond. Favoriete plekjes waren daar waar ik hem net niet kon zien. Hier en daar had ik toe kunnen slaan, vaak durfte ik net pas te laat.

Toen hij op de leidingen van de verwarming zat sloeg ik echt toe: met de mepper bracht ik hem een schok toe, tzzk, en hij viel. Dan moet je snel zijn, want elektrische meppers doden alles groter dan een mug niet meer, maar zorgen alleen voor een tijdelijke verlamming. Ik zocht tussen de schoenen onderaan de leidingen, maar kon hem niet vinden. Net toen ik een schoen verschoof, vloog hij alweer op. In één pas stond ik weer aan de andere kant van de kamer. Ik besloot de deur open te doen, zodat hij naar de gang kon, dan kon ik slapen.

Toen verhevigde de strijd, ik probeerde hem opnieuw te zappen en naar de deur te begeleiden. De wesp had echter andere plannen en begon nog sneller rondjes te maken langs het plafond. Toen hij op mijn lamp zat, sloeg ik nog eens toe. Met uitgestrekte arm de mepper naar voren, snel, maar de wesp was sneller: via een duikvlucht vloog hij tegen mijn arm aan, maar mijn reflex was snel genoeg om niet gestoken te worden. Toen stond ik zelf op de gang, met de wesp nog in de kamer.

Verandering van strategie. Met de deur open en alle lichten in de kamer uit (daarom zitten deurknopjes bij de deur), probeerde ik de wesp naar de gang toe te lokken. Toen het twee uur 's nachts was gaf ik echter ook dat plan op. Vanaf de gang viste ik mijn kamerjas en een handdoek uit de kamer, waarmee ik een schild maakte, zodat ik onder het bed vandaan mijn slaapmatje kon pakken. Ik stelde de strijd uit naar de volgende morgen.

Terwijl de wesp weer tot rust kwam, probeerde ik moeizaam een nachtrust op te bouwen. Dat ging extra lastig door de lampen in de gang, waarvan een paar de hele nacht aan blijven, en de dichtstbijzijnde alleen als er iets bewoog. Uiteindelijk sliep ik tot kwart voor zes. Ik heb nog nooit zo dicht bij mijn bed gekampeerd. Via mijn iPhone zocht ik op dat de zon dezer dagen pas om 6:09 op zou komen. Om tien voor zes zag ik in het washok al een waas van licht verschijnen. Ik besloot het erop te wagen: ik deed de kamerdeur open.

Hoewel ik het niet echt had verwacht, was ik opgelucht dat de wesp me niet meteen bij het openen van de deur al aanviel. Opnieuw had ik de kamerjas als harnas aangetrokken. Ik klikte het licht aan. Nergens een wesp te bekennen. Als er film muziek was geweest, was het een aanhoudend hoge toon. Voorzichtig stak ik mijn hoofd door de deur en keek omhoog: ook boven de deur zat geen wesp.

Op een stoel hing een lange broek, die ik liever aan had dan de korte broek die ik de vorige dag nog had gedragen. Missie 1 werd een snelle actie om, al om mij heen kijkend, de broek van de stoel te grissen. Op de gang deed ik hem aan, en vanaf de gang kon ik nog twee sokken vinden. Ik had nu in ieder geval geen blote huid meer.

Buiten begon het al echt licht te worden. Hij zat vast achter de gordijnen. Behoedzaam gaf ik een ruk aan de eerste. Geen reactie. Langzaam schoof ik hem opzij. Geen wesp, levend noch dood, geen wesp. Gordijn twee, een klap ertegen, geen reactie, en ook daarachter niet. Bij gordijn drie wist ik het zeker: hier zit hij achter. Maar ook dat bleek valse hoop. Ik opende de ramen, voor als ik hem zou vinden.

De lievelingsplek van gister was op de kast, boven de mappen. Net te hoog voor mij, ik kon er niet op kijken of de wesp daar misschien dood lag te zijn. Met mijn camera maakte ik een filmpje om te zien of hij er lag. Na drie keer filmen bleek de verdachte vlek gewoon een logo op een factuur in een van de mappen. Ook verder op de kast leek hij niet te liggen. Het bleef angstvallig stil, op het gepiep van de filmmuziek na.

Toen hoorde ik het: een knal uit de keuken, alsof iets ergens tegenaan vloog. En ja: de wesp was druk bezig met de tl-balk, daar wilde hij dolgraag heen. Van een ontspannen nacht was niets te merken: hij had er behoorlijk de stress in en wilde niets liever dan door de tl-balk naar buiten ontsnappen. Achter hem stond het raam wagenwijd open, maar de tl-balk gaf nu eenmaal meer licht.

Met een schoen om mijn hand en de kamerjas half voor mijn gezicht liep ik op het knopje op de tl-balk af. Een tik ertegen, en natuurlijk ging hij niet uit, nog eens, nee, nog eens, ja, de tl-balk was uit. En in minder dan een seconde besloot de wesp dan maar de andere lichtbron te volgen. Om 6:09 precies vloog de wesp de opgaande zon tegemoet.

1984, of: monoloog bij de antiquariaat na een zoektocht door Nijmegen

BOEKHANDELAAR
Ah, je hebt 1984 gevonden? Dat is ons bestverkochte boek. Mensen komen altijd dat boek kopen. Ik zorg steeds dat ik een exemplaar op voorraad heb. We ruilen ze met andere antiquariaten uit andere steden.
Dat is dan vijf euro.
Antiquairs zijn rare mensen, met allemaal hun eigen ideeën. Ze denken: wat eruit is, is eruit. Maar dat is niet zo, mensen willen 1984 nog steeds lezen. Dat boek blijft gewoon actueel. Eerst was het nieuw, toen kwam het jaar 1984 zelf in beeld, toen kwamen er series als Big Brother op tv en nu verwijzen massamoordenaars in hun manifesten ernaar. Het blijft verkopen.
Het komt natuurlijk ook omdat wij in een studentenstad zitten. Zonder studenten overleeft een antiquariaat niet. Op het HBO leest niemand buiten hun studie om. Die hoeven geen oude boeken.
Wilt u er een tasje bij of gaat het zo mee?

Iets met perspectief

Gister ontplofte er een bom bij een overheidsgebouw in Oslo. Een paar uur later vond er op een eiland daar niet ver vandaan een anderhalf uur durende schietpartij plaats, waarbij één man tenminste 84 jongeren doodschoot. Op twitter kwamen verontwaardigde berichten, onbegrip, medeleven, zoals dat hoort, en in Nederland trendde het even.

Vandaag werden de aantallen pas echt bekend, zond de NOS de hele ochtend extra journaals uit en kwamen er internationale reacties van staatshoofden. Maar op twitter bleef het nog tamelijk rustig. Een wereldwijd trending topic bleef uit. Tot een uur of zeven. Toen werd bekend dat zangeres Amy Winehouse zichzelf eindelijk de dood in heeft gezopen. En jahoor, overal ter wereld stond twitter roodgloeiend. Wat een drama.

Ik heb me daar de afgelopen uren best druk over gemaakt. Veel liever maak ik Noorwegen ongedaan dan Amy's dood. Helaas zijn er ook mensen die daarop antwoorden dat ze het liever andersom doen. Ze zullen haar muziek missen. Alsof ze met haar dood opeens uit de platenzaken is verdwenen.

Volgens mij is de dood van een zangeres die toch al jaren bezig was met die kant op te gaan, vele malen minder erg dan de dood van 84 onschuldige jongeren door een malloot met een geweer. Ik ben er al de hele dag mee bezig en elk nieuwsuur werden de berichten erger. Een schietpartij in Noorwegen. Op een eiland. 84 doden. Dat de dader als agent was verkleed, de jongeren vroeg om bij elkaar te komen, zodat hij kon vertellen over de bomaanslag in Oslo. Dat hij daarna het vuur opent. De beelden van een jongen die op de rotsen nog smeekt om zijn leven. Ik vind het meer dan gruwelijk.

Kortom. Hou eens op met Amy Winehouse. Dit deed ze zelf. En geef eens wat meer aandacht aan de echt verschrikkelijke gebeurtenissen in de wereld.

Weer thuis

Daar zit ik dan, achter mijn computer met het gevoel dat het zaterdag, 21 uur is, terwijl het maandag, 14:30 is. Gisteravond vloog ik om 18:45 (plaatselijke tijd, dus hier 17:45) vanuit Turku naar Gdansk. Toen ik om 19:00 (plaatselijke tijd, dus hier ook 19:00) uit het vliegtuig stapte om even een uiltje te knappen in het hostel, voelde het eigenlijk al bijna als thuiskomen. Zo gek is dat, dat een stad die je drie dagen lang nogal afstandelijk vond, opeens als thuis gaat beschouwen als je even in een andere stad bent.

In het hostel stond ik om 2 uur op om om 2:40 de nachtbus te nemen naar het vliegveld, omdat de andere nachtbus van 4:00 misschien te krap was om de vlucht van 6:10 te halen. Wat was de grap? De nachtbus van 2:40 ging helemaal niet tot de luchthaven. Ik heb maar gewoon een taxi genomen, wat me 50 z?otty kostte, ongeveer € 12,59. Dat had je in Nederland niet gekund, denk ik zo.

Bij alle drie de steden, Turku, Gdansk en Eindhoven, heb ik de plaatselijke IKEA vanuit de lucht gezien. Misschien is het een teken. Toen ik thuis kwam lag er een stapel post, waaronder een geadresseerde folder van IKEA Family, dat de nieuwe PAX-collectie er is. Dat vermoeden had ik al, want zowel in Utrecht als in Duiven waren ze bezig de kledingkastshowroom te verbouwen.

Op Eindhoven Centraal bleken er werkzaamheden tussen Eindhoven en Utrecht, met als gevolg dat de trein omreed via Nijmegen, waar ik geen enkel bezwaar tegen had. Op Nijmegen Centraal bleek dat de fietscontroleurs mijn fiets hadden gespot als eentje die er alweer een tijdje stond. Tap tap, zadelklopje, fiets van slot, wegrijden met de medaille er nog op. En niet vergeten hem eraf te halen als ik hem weer op het station zet.

Er is bonusmateriaal. Met zout graag.

Wat je zoal kan doen in Turku

Finland bevalt me veel meer dan Polen. Van beide talen versta ik geen drol, maar de Finnen spreken tenminste allemaal Engels. Bovendien kan je hier met de euro betalen en is het hier veel beter weer.

Tips voor wie naar Turku komt: huur een fiets en ga over het eiland Ruissalo rondjes fietsen. Op dit moment is het Ruisrock, hét popevenement van het jaar, een beetje het Lowlands van Finland, waardoor ik niet overal kon komen. Maar toch: er is meer dan genoeg eiland over waar je wel op mocht fietsen. Soms niet helemaal, want het leukste is om gewoon de wandelpaden te nemen. Die gaan op en neer en in bochtjes, en aangezien ik toch een mountainbike-achtige fiets had meegekregen van de verhuur, ging ik maar gelijk met Nightwish op door de bossen racen. Dat is echt Finland.

Voor vandaag heb ik wat musea bezocht, te voet, zonder Finse hardrock. Voor 10 euro kan je een hele dag een fiets huren, maar nog geen twee musea in, zelfs niet met studentenkorting. Bij de ene mocht ik voor 4 in plaats van 5 naar binnen, bij de ander voor 7 in plaats van 8. Het moeten wel goede musea zijn geweest, denk je dan. Welnu.

Allereerst ben ik naar het Luostarinmäen käsityöläismuseo geweest. Het is een verzameling houten huisjes die elk een eigen ambacht vertegenwoordigen. Turku is de oude hoofdstad van Finland, tot het rond 1800 voorbijgestreefd is door Helsinki. Sinds 1812 is Helsinki officieel de hoofdstad, maar het laatste duwtje voor Turku was in 1827, toen de stad door brand verwoest werd en de universiteit ook werd overgeplaatst naar Helsinki. (De huidige universiteit van Turku stamt uit 1920.)

Zoals alle grote steden in die tijd is ook Turku dus rond 1800 door brand verwoest. Het is waarschijnlijk het antwoord op de vraag die ik me al de hele tijd stelde: als dit een Middeleeuwse stad is geweest, waarom zijn alle straten in het centrum dan zo recht? En: waar zijn alle oude huizen dan? Nou, die waren dus van hout en zijn allemaal afgebrand, op die in het ambachtsmuseum na. Buiten dat is er niet zo heel veel te zien, niet genoeg dat ik denk: dat waren 4 goed besteedde euro's. Maar, dat kan aan mijn gebrek aan historiehysterie liggen.

Wat wel weer heel indrukwekkend was, was het Aboa Vetus & Ars Nova museum. In de kelder was een doorlopende tentoonstelling van de resten van het oude Turku – ze hebben het museum gewoon bovenop de opgravingen gezet. Het was allemaal lekker interactief opgezet, echt zo'n museum waar je als een klein kind uit Turku mee naartoe wordt gesleept door je school. Een beetje vreemd was het wel om de resten van een oude kapel te betreden en daar iemand compleet devoot te zien worden, met buiginkjes en al.

Boven hadden ze een tentoonstelling van moderne kunst, in het thema 'Mielen kuvioita', 'Patronen van de geest'. Het zag er allemaal heel gaaf uit. Helaas hielt het museum daarna opeens op: buiten deze twee tentoonstellingen had geen enkele eigen collectie of iets dergelijks, wat ik wel had verwacht na 7 euro (incl. studentenkorting). Helaas, maar de beide tentoonstellingen waren het al wel al bijna waard.

Daarna was echter het geld op dat ik maximaal aan een dagje musea bezoeken had willen besteden. De tip voor een dagje museaal Turku is dus: kies een ruim budget. Tot zo ver de tips weer voor vandaag.

Turku: warm

Herinner je je het superhete weer van vorige week nog, die door de storm het land uit werd geblazen? Dat weer hangt nu in Finland. Hier in Turku is het zeker 10 graden warmer dan in Polen, wat je misschien niet zou verwachten voor zo'n noordelijk land. Dat het hier noordelijk ligt merk je ook aan het feit dat het nu 23:30 is, maar de zon nog niet onder.

De vlucht ging goed. Omdat ik na drie dagen Gdansk toch al best wel de hele stad had gezien en omdat het er vanochtend regenachtig en grimmig was, heb ik al om 12 uur de bus naar het station genomen, terwijl ik pas om 15:50 zou vliegen. Onderweg overwoog ik nog uit te stappen bij de plaatselijke IKEA, maar ik heb het niet gedaan.

In de bus vroeg de vrouw die naast me zat, drie haltes na de IKEA, of de bus wel langs het vliegveld kwam. Vreemd om opeens een Pool de weg te kunnen wijzen, maar ik herkende de weg van de heenreis en kon het dus bevestigen. Een ander meisje meende de naam Turku te horen en vroeg of ik daarheen vloog. Later bleek dat ze overal het woord Turku in verstond: bij alle omroepberichten wachtten we gespannen de Engelse versie af, want ze hoorde iets over Turku.

Ik ging dus naar Turku en zij ging naar Turku dus zijn we verder samengebleven tot we in Turku waren. Ze vertelde dat ze wel een Fin was, maar geen Fins sprak. Nauwelijks, haar Engels was veel beter. In Finland woont een Zweedse minderheid, die vooral in het westen van het land woont. In Helsinki spreekt bijna niemand Zweeds, maar in Oulo vrij veel mensen. In Turku, of Åbo zoals de Zweden zeggen, is Zweeds officieel op elke straathoek aanwezig. Vrijwel alle openbare aanduidingen, van straatnamen tot de wegwijsborden, zijn tweetalig. Ik vind het best handig, want van het Finse woord snap ik geen drol, maar het Zweedse woord is vaak wel herkenbaar.

Maar dit alles is dus alleen op de officiële kant: mijn reisgenote sprak eigenlijk alleen maar Engels met haar vriendinnen in het openbaar. Wanneer ze samen Zweeds praatten, kunnen ze op minachtende blikken rekenen, zei ze. In winkels bestelde ze ook liever in het Engels dan in het Zweeds en in café's was ze liever toerist dan thuis. Fins vond ze maar een vreemde taal.

Het is vreemd om te horen dat Zweeds hier als een inferieure taal wordt gezien. Naar ik heb begrepen zijn in Zweden zelf de Saami (met een taal verwant aan het Fins) altijd door de Zweden gezien als een vreemd volkje. Taal is zoals overal ook hier heel duidelijk een manier om te laten zien tot welke groep je behoort.

Zoals altijd geen WiFi in het hostel (het zal eens wel zo zijn). Morgen ga ik een fiets huren want ik ben totaal kapot van het hobbelen door Gdansk. Voordeel van vliegen: je wordt er moe van dus kan ik nu, ondanks het tijdsverschil van een uurtje, toch lekker slapen.

De man

De stopzichten in Gdansk doen een dudeltje als ze op groen staan. Als ze bijna op rood gaan doen ze het dudeltje even kort en snel, met stiltes ertussen. Als ze op rood staan houden ze gelukkig hun mond. Het stoplicht stond op rood.

Naast me staat een man met een hond. Hij lacht vrolijk en roept Poolse zinnen naar me. Ik snap er niets van, want door de onuitspreekbaarheid van de woorden ben ik nog niet begonnen Pools proberen te leren.

'I'm sorry, I'm not from here,' is mijn veelgebruikte zin, waarna de meeste Polen doorlopen. De oude man blijft Poolse frasen werpen. Of toch niet? Ik merk dat het Duits is, maar met een zwaar accent. Met zijn handen begeleidt hij zijn woorden: dat ik zo lang ben.

Dat is het gesprek dat ik zo onderhand in alle talen kan voeren, hoe lang ik ben. Het is heel simpel, want je hebt er maar drie woorden voor nodig: twee, meter en drie. Twee meter drie. Sinds ik in Schotland ben geweest weet ik dat ik ook zes voet zes-en-zestig ben, maar dat hoeft gelukkig alleen in het Engels. 'Ja, ich bin zwei meter drei.'

Heel enthousiast roept hij zijn eigen lengte en begint hij over de jongeren die steeds groter worden. Ik knik en hum en glimlach me een weg door zijn betoog. Het melodietje begint, de stoplichten staan op groen. De man praat door en volgt mijn aanstalte om over te steken niet. In de verte klinkt een ambulance. Hij baant zich een weg door het verkeer en wil ook ons stoplicht kruisen. De man en ik blijven staan kijken. Het melodietje stopt en de auto's gaan weer rijden.

Nu we toch nog een stoplicht wachten besluit ik hem te vragen waar het dichtsbijzijntste station is. 'Darf ich Sie etwas fragen? Wo ist der Bahnhof?' Het mannetje is helemaal in zijn humeur en wijst alle kanten op, maar uiteindelijk naar de overkant van de straat. Hij begint over de 'Straßenbahn' die ze aan het verbouwen zijn in de straat waar de ambulance vandaan kwam. Ik knik, want ik had het gezien. 'Alles neu,' knikt de man en hij er is er maar wat blij mee.

Het stoplicht staat nog op rood en de oude man raakt nu echt op dreef. Met zijn handen gebaard hij wild dat alle auto's door moeten rijden. 'Geht, geht,' met een glimlach op zijn gezicht. Het is alsof hij met zijn hand een beekje tot een snelstromende rivier peddelt. Met zijn andere hand houdt hij steeds zijn hond in bedwang.

De lichten gaan op groen en de geluiden klinken weer. 'Komm, komm,' zegt de man, en gebaart naar de overkant. Hij weet de weg naar een andere halte van de tram, die wel naar het station gaat. 'Alles neu.'

'Das ist ein Teckel-hund,' zegt hij trots als hij op zijn hond wijst.

Ik knik met een glimlach en begin aan een zin die probeert uit te leggen dat wij thuis nu ook een hond krijgen, maar daarin niet op tijd slaagt.

'Sieben jaren alt ist sie!' roept hij uit terwijl hij me aankijkt. 'Und sie küst mich.' Met zijn handen maakt hij likkende bewegingen over zijn wangen. Ik verdrijf de beelden van het hondje en de man samen en probeer opnieuw de zin te lanceren.

'Nein nein,' trekt de man de hond verder, die net een poot optilt om te plassen. Ze mag niet plassen, zegt hij geloof ik. Ik vraag me af of vrouwelijke hondjes ook hun poot optillen.

We zeggen verder niet veel als we langs flatgebouwen lopen. Wel krijgt de hond veel commentaar, soms in het Duits en soms in het Pools. Ze wil een flat in, ze wil aan een vuilnisbak ruiken, ze wil tegen een auto plassen. Ik kijk om mij heen en zie een Gdansk dat ik de afgelopen dagen nog niet heb gezien: de straten waar ik niet zomaar in zou lopen, de wijken met flats en het dagelijks leven. De betonnen flats beantwoorden aan mijn beeld van hoe Oost Europa eruit ziet, maar lijken minder kil dan op tv. Hier wonen ook mensen.

Ik vraag me af waar de man me mee naartoe neemt. Ik probeer me te herinneren hoe vaak we links en rechts zijn gegaan, maar dat weet ik niet meer. Vooralsnog zijn hier wel mensen op straat. Zolang ik nergens naar binnen ga, komt het goed.

Als de hond een winkel in wil zie ik een eindje verderop een tram rijden. Trots wijst de man erop.

'Nach der Bahnhof!'

Ik knik en glimlach. Eigenlijk wilde ik helemaal niet met de tram naar het centraal station van Gdansk, maar gewoon naar het dichtsbijzijnde station. Vanaf daar rijden metro-achtige stoptreinen naar het centraal station, en voor die treinen heb ik al een kaartje.

Bij de oversteekplaats naar de tramhalte staan we even stil. De man biedt mij een hand aan die ik schud. 'Dank, vielen dank,' zeg ik zo vriendelijk en vrolijk mogelijk. Hij straalt en zegt dat het niets was. Ik maak de fout om 'bye' tegen de hond te zeggen, maar herstel door 'tschüs' tegen hem te zeggen. Voor de vorm stap ik in de tram.

Shoppen in Gdansk

Als je ergens wil gaan shoppen in Gdansk, moet je dat zeker gaan doen in Galeria Ba?tycka. Dit is zeg maar het grote winkelcentrum van de omgeving, waar de rijke Polen winkelen. Tenminste, dat neem ik aan, want ik zag zelfs een Apple Premium Reseller zitten, terwijl ik al in geen drie dagen geen andere Apple-gadget heb gezien dan mijn eigen. Een bezoekje aan de Saturn maakt duidelijk waarom: alles is hier goedkoper dan in Nederland, behalve de Apple-gadgets.

Dat dit voor de meer welvarendere Polen is, blijkt ook uit het feit dat dit de enige plaats is waar ik bekende winkelketens heb gevonden. Waar vind je in Gdansk een H&M? Alleen hier. Wel zijn er talloze andere winkels waar ik nog nooit van gehoord heb in het kleine winkelcentrumpje bij het centraal station Gdansk G?owna, maar daarbuiten vind je alleen maar zelfstandige Polen en een enkele supermarkt.

Het is een beetje vreemd misschien, dat ik zo op zoek ben naar winkels die we in Nederland ook hebben. Immers: waarom ga je dan naar Polen, als je het in Nederland ook kan kopen? Dat klopt, maar ik ga graag op zoek naar aanknopingspunten. Gdansk is nogal een vervallen stad, of gewoon niet echt geweldig onderhouden. Dat maakt Gdansk nogal een enge stad om in je eentje rond te lopen. Je vraagt je af: waar is het leven? Nu ik hier in dit winkelcentrum zit, voel ik me prima op mij gemak: hier is het leven.

Eigenlijk stel ik 'leven' dus gelijk met welvaart, merk ik. Zolang er spullen te koop zijn ben ik tevreden. Geld moet rollen in mijn omgeving, en je moet zien dat het gerold heeft. Een vakantie als deze is goed om dit soort dingen van jezelf te ontdekken. Ik ben een luxemens, maar om met mijn broertje te spreken: liever een luxemens dan een kinderwens.

Morgen vlieg ik naar Turku, Finland, en ik ben benieuwd hoe het leven daar is.

Terug van Hel

De trein naar het toeristische badplaatsje Hel was heel heet, vond ik. De trein terug van het humoristische schiereiland was echter veel erger. Ik kwam tien minuten van te voren aan op het station, zodat ik wat speling had om hem te vinden. Aangezien ik nog steeds geen chocola kan maken van het Pools, neem ik voor alle zaken extra de tijd om het uit te zoeken. (Op dit moment ken ik één Pools woord, 'g?awny', wat je uitspreekt als 'gwavnie' en ook kan worden vervoegd naar 'g?awna'. Het betekend zoiets als 'belangrijkste', want het stond in het hostel op de meterkast en de grootste stations van alle plaatsen hier heten zo.)

Maar de trein stond dus tien minuten van te voren al helemaal vol met mensen. Echt vol. Twee dikke Duitsers hadden hun fietsen niet meer in de daarvoor bestemde rekken kunnen plaatsen, omdat er (waarschijnlijk geen Duits sprekende) Polen op de stoeltjes zaten. In Polen hangen ze hun fietsen met het voorwiel in de trein, zodat ze rechtop komen te staan. Superhandig, maar dan moeten mensen dus niet de klapstoeltjes bezet houden. Enfin, terwijl ik dacht van: och, ik pas er nog wel bij, dachten alle mensen die tien minuten lang dat ze er ook nog wel bij konden. Het resultaat was veel geprop en het vooruitzicht om minstens een uur niet te kunnen zitten. Mijn hoop op verlichting werd de grond in geboord toen er op de stationnetjes waar we stopten steeds twee mensen uitstapte en weer tien mensen naar binnen wilden. Waarschijnlijk gaat de trein maar één keer per uur, want iedereen verkoos de overvolle trein boven op de volgende wachten. Ik had de reis van te voren al helemaal uitgestippeld via internet, dus ik zou het niet weten. Dichter en dichter werd de mensenmassa, zoals ik in Nederland maar weinig ben tegengekomen. Verlichting kwam gelukkig op station Jastarnia, halverwege het schiereiland, waar een aardige hoop mensen de trein wilde verlaten. In het heen en weer geschuif zag ik kans om 'darf ich bitte, danke' even aan de andere kant van de Duitse fietsers terecht te komen. Daar kon ik de rest van de reis in ieder geval op de grond zitten. Uiteindelijk werd het helemaal geweldig toen iedereen er in W?adys?awowo uit wilde (daar begint het vasteland weer) en ik een zitplaats naast een stopcontact vond. Toen de trein op Gdynia G?owna stopte ben ik nog even Gdynia in geweest en heb daar een Engels boek gevonden, en dus ook gekocht. Het betreft Murakami, die ik toch eens wilde lezen, maar nu dus in het Engels ga proberen. Het is hard nodig, want ondanks mijn rantsoeneringen ben ik al bijna door _Echte slechte mensen_ heen. Zó veel is er nu ook weer niet te zien in Gdansk in je eentje, vooral met de avonden weet ik me niet goed raad. Vandaag wilde ik in Sopot kijken en op de terugreis even stoppen bij Gdansk Wrzeszcz, of hoe je dat ook mag uitspreken. Gdansk blijkt dus namelijk veel groter te zijn dan het oude centrum, en als ik het goed heb is er in Wrzeszcz ook het een en ander te beleven. Sopot is de badplaats tussen Gdansk en Gdynia in, die samen een soort driestad vormen. Ook dat zag er gister vanuit de trein wel goed uit.

www.gohel.pl

U leest het goed: go Hel. Zo heet de hotspot waarop ik nu internet, en in het Nederlands rijmt het nog ook (aan de Poolse uitspraak ga ik me niet wagen). Het is een idioot eiland voor de kust van Gdansk, waar je gewoon met de trein naar toe kan. Ofja, 'gewoon met de trein'. Het is inderdaad stikheet in de trein naar Hel. En het zal u misschien verbazen, maar ik heb in de trein naar hel géén homo's gezien, geen hoeren en geen bandieten. Nee, de trein naar Hel zat vol met toeristen, en een zoenend heteropaartje. Ik bedoel maar.

Zeg nou zelf, dat is toch een idioot eiland. En als het dan ook zo heet, moet ik er wel even naartoe. Het was wel een dure grap: het koste me wel 34 z?otty's om heen en weer te gaan. Tenminste, ik neem aan dat ik nog terug kom. Wie omrekent komt op €8,61, en daar krijg je in Nederland lang geen tweeënhalf uur heen en terug voor. Veel treintijd voor weinig geld, dat is fijn.

Graag zou ik jullie allemaal een kaartje uit Hel sturen, maar dat gaat niet. Vandaar maar zo:

Gdansk: op het tweede gezicht

Zoals altijd in mijn reisverslagen op Seblog, schrijf ik de eerste op het hostel waar geen internet is, en de tweede in de McDonalds waar wel internet is. Zij het mondjesmaat, want snel is anders. Dat er op het internet zo veel Poolse porno circuleert is een godswonder.

Inmiddels heb ik even bijgeslapen in het hostel en heb ik een verhaal gelezen uit Echte slechte mensen van Lernert Engelberts. Dat is het enige boek dat ik heb meegenomen uit Nederland, naast wat taalgidsen, dus ik hoop dat Gdansk verder genoeg te bieden heeft. Een grasduinactie in enkele boekhandels leert dat er geen enkele Engelse of Duitse letter te koop is, anders dan toeristengidsjes. Gelukkig staat ook Finland nog op het programma, daar denk ik wel Engelse boeken te kunnen kopen.

Gdansk is op zich nog wel de moeite waard om door heen te wandelen. Meer dan ik na mijn vorige wandeling even dacht. Niet dat ik echt heel nieuwe stadsdelen heb ontdekt, maar het heeft schoonheid, al die bouwsels hier. En dat is fijn, want dat wil de stadswandelaar graag.

Voor morgen staat iets idioots op het programma, en donderdag vlieg ik dus naar Finland. Avonturen genoeg, hoop ik, want anders moet ik gaan vertellen over de heenreis en de bussen die maar niet kwamen, waardoor ik het vliegtuig nog bijna miste ook. En over de bussen in Polen, die eigenlijk allemaal niet naar het centrum van Gdansk gingen, behalve toen ik het binnen ging vragen: toen stond hij er opeens. Het SpongeBob-effect. Hopen op verhalen dus. Duimen.

Gdansk: de eerste indruk

Gdansk is toch best wel anders dan ik had gedacht. Als je satalietfoto's bekijkt, lijkt het echt een typische oostblokstad met lage huisjes afgewisseld met hoge flats. Een oostblokstad zoals ik die dus van film en tv zou kennen, want ik heb nooit eerder een echte gezien. Maar het centrum van Gdansk blijkt vol te staan met een soort herenhuizen. Amsterdamse geveltjes tref je er overal aan, maar dan wel in andere kleuren, vermoedelijk typisch Poolse kleuren. Toch, als je meer naar buiten de binnenstad gaat kom je toch wel weer het typische beeld van het vervallen Polen tegen.

Wat opvalt is dat de grote straat van Gdansk een autovrije toeristenhoop is. Overal staan kraampjes met kaarten en zonnebrillen, maar ook veel mensen die toeristenfrutsels verkopen, zoals daar zijn: de bal die groter wordt als je hem wegschopt, de platte poppetjes die op hyperpop dansen en een Japanse kalligrafie van je eigen naam. Bovendien heb ik iets gezien wat verdacht veel aan een vlooiencircus doet denken (een hond op een kleedje, met wat attributen ernaast en een man erbij die heel blij keek naar mensen die snel weglopen. Het is toerisme, en veel toerisme, maar dan ook wel in een vorm die je in de meeste landen al niet meer ziet. Het doet me allemaal wat ouderwets aan.

Maar hoewel er dus vrij veel toeristen op maandag rond het middaguur door die straat banjeren, buiten dat lijkt er helemaal niets te zien te zijn. Of dat waar is, ga ik zo onderzoeken aan de hand van een boekje dat ik voor 12 Poolse gevallen van een stand heb geplukt. Ook het boekje ziet er tamelijk ouderwets uit. Vooralsnog lijkt Gdansk dus nogal een saaie stad, als ik dat mag zeggen. Er is één winkelcentrum en buiten dat gebouw heb ik nog geen winkelketen aangetroffen. Nu is winkelen in een buitenlandse stad waar de winkelketens precies hetzelfde zijn als thuis niet echt een zinvolle besteding van je tijd, maar het geeft toch altijd wel houvast om in een vreemd land een H&M binnen te kunnen stappen.

Wel ben ik een plaatselijke supermarkt geweest, wat natuurlijk een beleving is. Eigenlijk zag het er gewoon uit als een Aldi, maar dan met hier en daar een A-merk erdoorheen. Het idiootste was toen ik bij de kassa kwam met mijn marsepijnreep, flesje water, nep-Magnum en twee broodjes. De kassa vond dat ik 6,07 Poolse gevallen moest betalen, dus ik gaf er voor de zekerheid 7 hele Poolse gevallen. En inderdaad: met veel zoekwerk kreeg ik nog 93 Poolse gevalletjes terug. Terwijl 7 van die gevalletjes dus maar 2 cent waard zijn. Bij 1 gevalletje zegt mijn omrekenmachine gewoon: € 0,00.

Toen ik de hoek om kwam lopen en dit hostel zag, heb ik innerlijk heel hard geschreeuwd en even overwogen om een ander te zoeken. Het ziet eruit als een oude barak die uit platen is opgebouwd, maar ook druk bezig is in te storten. Binnen valt het mee en zijn de kamers gevuld met de stevigste hoogslapers die ik tot nu toe heb aangetroffen in een hostel. Er is maar één sleutel voor de deur van mijn slaapzaal, waar in principe tien mensen kunnen liggen, waardoor ik dus steeds aan de jongen die dit lijkt te runnen moet vragen of de deur open kan, als hij dat niet is. Ik zei in principe, want er is slechts één ander bed bezet, door iemand die ik tot nu toe niet heb gezien.

In principe is het ook niet zo verwonderlijk dat dit hostel niet zo veel is. 1) Het staat in Polen en 2) drie nachten hier logeren kost me 95 Poolse gevallen, wat neer komt op € 24,12. Dat is inderdaad geen drol, daar kan je ook niet zo veel voor verwachten, zeker als je bedenkt dat mijn accomodatie inclusief ontbijt is. In een West-Europees hotel ben je al het dubbele kwijt aan alleen het ontbijt.

Hoewel ik er altijd zorg voor draag om hostels uit te zoeken met WiFi, hangt er ook in dit hostel helemaal niets anders in de lucht dan een stoffige geur. Dat betekent dat ik weer stukjes online moet gaan zetten op het moment dat ik wél internet heb, en de vraag is nog even of ik dat wel ga vinden in Gdansk. Jullie krijgen dit sowieso te lezen, maar of het pas wordt als ik in Finland ben is nu nog niet te zeggen. Zinvolle mededeling indeed, maar dan weet je waarom ik de stukjes antidateer.

In de VOX

Sinds gisteren overal op de Nijmeegse campus te verkrijgen: de nieuwe VOX, met daarin een verhaal van een zekere Sebastiaan Andeweg. En ik citeer:

Nestel je in een strandstoel en lees het verhaal dat Sebastiaan Andeweg (1989) schreef voor _VOX_. Andeweg studeert Nederlands en is redacteur van literair tijdschrift _Op Ruwe Planken_.

En zo is dat.

Meer laden