Log in
Seblog.nl

Blog

Mobiel blijven tijdens corona, en daarna

We zitten nu drie maanden en een week in De Situatie. Als je er niet teveel op let merk je het niet eens meer. Straten zijn vol, terrassen zijn vol, mensen zitten weer gewoon bij elkaar in het park. Als je goed kijkt zit er anderhalve meter tussen, maar als je beter kijkt soms ook niet.

Zelf ga ik weer anderhalve dag in de week op de fiets naar kantoor, omdat ik anders aan letterlijk grenzend gek werd. De eerste keer was op 3 juni, en achteraf bedacht ik me dat dat de eerste keer in net iets minder dan drie maanden was dat ik langer dan 3 uur niet thuis was geweest.

Daarna ging het harder, inmiddels heb ik meerdere van die dagen gehad, waarin ik toch redelijk veel mensen zie en langere periodes niet thuis ben. Ik kom nu dus zelfs weer met enige regelmaat in het centrum van Nijmegen.

De gekste dag was misschien wel vorige week zaterdag, toen ik eerst met 15 mensen die ik nog niet kende in een lokaal gezeten heb om de Wegenverkeerswet te leren, en daarna aansloot bij een parkfeestje van een jarige vriend. Alsof er niets aan de hand was, los van de ruimte tussen alle personen.

In een straal van 10 kilometer

Eén van die dingen die nog steeds staat, is dat ik mij nog altijd niet buiten een straal van 10 kilometer rond mijn huis heb verplaatst. Komende donderdag is het magische moment, omdat ik dan in Arnhem moet zijn om iets te regelen voor mijn rijbewijs. Daarmee heb ik dan eindelijk een essentiële reis te pakken.

Want dat is het devies momenteel: het OV is alleen voor essentiële reizen. Wij zijn in Nederland niet opgesloten geweest in onze huizen, maar een deel van ons is wel opgesloten in onze eigen woonplaats, min of meer.

Voor mij betekent dat dus dat mijn drie opties zijn om te wandelen, te gaan hardlopen, of om op de fiets te gaan. En dan doe ik het met die straal van 10 kilometer naar omstandigheden nog best aardig.

Ik weet dat er in vorige eeuwen mensen waren die hun hele leven nauwelijks buiten zo’n straal kwamen, maar voor mij is dit niet normaal en hoewel het went wil ik ook liever niet dat het normaal blijft.

In de auto dan maar

Ik hintte er al een paar keer naar: ik ben zodra het weer mocht in een lesauto gestapt. Mensen die het met me over auto’s hebben gehad zal dat verbazen. Ik ben nogal een fan van het OV en de fiets, heb altijd geroepen dat ik geen auto nodig heb en heb zelfs een beetje radicale anti-auto-ideeën verkondigd.

Een paar jaar terug las ik bij De Correspondent het woord ‘treinfietser’. Het artikel waar het in stond legde uit dat een groot deel van het Nederlandse verkeer zo kon worden benoemd, terwijl we daar voorheen alleen de losse woorden ‘fietser’ en ‘treinreiziger’ voor hadden. Die twee losse woorden verwezen ook naar twee losse groepen. Door de treinfietser een naam te geven, kon hij door de statistiek en politiek worden gezien.

Maar los daarvan identificeerde ik me direct met dit woord. Eenmaal in de lesauto gestapt, legde ik ook direct uit dat ik een ‘door De Situatie in de auto geduwde treinfietser’ ben. Ik zeg dat nog steeds met trots, zo van: het is niet mijn idee.

Ik moet zeggen: het heeft ook wel wat. Na de eerste doodsangst van ‘wow we gaan 50’ en ‘zeker weten, 70?’ wen je aan de snelheid en is het net een spel. Ik betrapte mezelf erop dat ik het eigenlijk best leuk vond om random rondjes door Nijmegen te rijden zonder doel. Ik bedacht me ook direct dat er mensen zijn die dat doen, als tijdverdrijf.

Ergens ben ik wel blij dat mijn ruzie met de koppeling de boel nog een beetje relativeert.

Het recht van de snelste

In de kantine van de rijopleiding, wachtend op de instructeur voor de Theoriedag, las ik opzichtig het boek Het recht van de snelste van Thalia Verkade en Marco te Brömmelstroet (de fietsprofessor). Het was mijn poging om te laten zien: ik ben hier wel maar niet vrijwillig. Inmiddels heb ik het boek uit.

Dankzij dit boek ontdek ik dat het helemaal niet zo vanzelfsprekend is dat we overal die fietspaden hebben liggen. Daar is hard voor gestreden. Dat ik vrienden en familie aan twee zijden van het land heb, en toch 30 jaar geen rijbewijs nodig heb, is een luxe die zeldzaam is.

Ook wijst het boek op de vrij dominante positie van de auto in onze publieke ruimte, ook in Nederland. Hoeveel vierkante kilometers asfalt er wordt neergelegd, vaak ook puur het parkeren van auto’s. En ook hoe gek het is dat we het normaal vinden dat er zoveel slachtoffers bij vallen, en daarbij in berichtgeving steeds het slachtoffer de schuld geven (‘het kind keek niet uit’) en de auto als ding zien (‘busje schept voetganger’), en zo de dader (of ongewenst medeplichtige) uit beeld houden. Het is heel erg het lezen waard. Ik heb gehuild.

Maar nu dus De Situatie

Ergens komt het boek ongelukkig uit, zoals veel dingen momenteel ongelukkig uit komen. In Parijs schijnt de fietser door De Situatie helemaal in opkomst te zijn. Met steeds grotere aantallen veroveren ze de stad, filmpjes van auto’s die zich ongewenst voelen komen voorbij op Twitter.

Maar tegelijkertijd kan ik hier in Nijmegen dus niet naar Leiden, Den Haag of Amsterdam, omdat ik nu een reden moet hebben om in de trein te mogen zitten. De auto, als rijdende privé-ruimte, kan wel gebruik blijven maken van de publieke ruimte en zo het land oversteken.

Mijn intentie is om iets met een deelauto te gaan doen, beginnend met GreenWheels, want die staat om de hoek. Een auto bezitten gaat me veel te ver. Het is goed, voor mezelf, om met een rijbewijs extra mobiliteitsopties te creëren. Van de vier broers heeft alleen een partner een rijbewijs, en die heeft ook al tijden niet gereden. Wie neemt het stuur van mijn ouders over? Het voelt alsof ik die plicht heb, iemand in onze familie moet het doen.

Maar toch heb ik het er moeilijk mee, zeker ook na het boek. Meedoen is stemmen vóór het gebruik van levensgevaarlijke machines, grote bakken metaal die we op hoge snelheid door onze publieke ruimte drijven, waarvan we grote delen vrij maken van obstakels en waardoor iedereen overal moet opletten.

Mijn doel is niet dat rijexamen halen. Mijn doel is leren om op een veilige en milieu-bewuste manier deel te nemen aan het verkeer als automobilist. Het is gek dat we dat alleen aan de poort reguleren: kijk alle straatjes in, binnen-buiten-naast-richting, breed kijken. Zodra je door de poort bent wordt je alleen nog bijgestuurd met een paar snelheidscontroles en als je daadwerkelijk iets of iemand geraakt hebt.

En hierna

Maar het boek laat ook zien dat – hoewel veel op de automatische piloot gaat en het moeilijk is tegen de stroom in te roeien – het wel helpt om je druk te maken over dingen. Ik weet nog niet precies waar ik moet beginnen, maar ook als ik een rijbewijs heb kan ik tegen auto’s in steden blijven. De Situatie zal overgaan en dan komt de treinfietser terug. Ik ben ook vegetariër, ik weet hoe ik mezelf het comfort van meestromen met de massa kan ontzeggen.

En wie weet duurt mijn ruzie met de koppeling wel langer dan de zoektocht naar het vaccin. Donderdag in elk geval met reden naar Arnhem, met de trein.

Murw

Ik was weer even een paar dagen stil. De liveblogs van de Black Lives Matter-demonstraties zijn weg, het NOS-journaal heeft het er niet meer over. Door de juiste mensen te volgen blijf ik over racisme en anti-racisme lezen op Twitter, maar ik wil er zelf niet te drammerig mee overkomen. Bovendien: ik moet juist lezen.

Maar het is veel, dus zit ik nu met een overstromend hoofd. Ik moet er nu wat over delen, omdat ik anders gek word. De informatie moet ook weer verwerkt worden. Zie deze post als een samenvatting van wat ik tot me heb genomen, met wat achtergrond.

Merk op dat ik dit merendeel heb gevonden op Withuiswerk.nl, maar ook zelf wat heb gegrasduind.

Zwart als roet

In een ver verleden (2014) heb ik de documentaire Zwart als roet van Sunny Bergman gezien. Uiteraard was ik was in 2011 ook verbaasd toen Quinsy Gario ons vertelde dat zwarte piet niet kon, en ik kwam in 2013 al heel blij met de roetveegpiet als oplossing. Toch duurde het dus nog tot deze documentaire dat ik er echt de ernst van in zag. Sindsdien is gelinkte post dus ook een privé-post, omdat ik vond dat ik te snel het roetveegpad op ging.

Uit de documentaire kreeg ik mee dat ik niet vrij was van racisme, maar verder dan dat kwam ik nog niet.

Ik woonde die tijd in de Bijlmer, en ik merkte op dat ik ’s avonds bij het thuiskomen “ojee” dacht als ik een jongen met een niet-Westerse achtergrond tegenkwam, maar bij witte jongens geen probleem had. Ik merkte op dat er in de Albert Heijn een duidelijke scheiding was tussen de vrij witte rij voor de pinkassa en de gemengdere rij die met contant wilde betalen. Ik dacht dat ik nu wist dat ik racist was en dat het daarmee oké was.

Ik kende de naam Anton de Kom, van het plein, en dat het een Surinaamse schrijver was. Niet wat hij geschreven had, waar hij voor streed, waar hij stierf.

Mijn mening over zwarte piet is in de jaren daarna wel veranderd naar ‘laten we er toch mee stoppen’, maar dat kwam vooral omdat de overkant zich zó enorm aan het ingraven was dat ik er eng van werd. Wat is er in vredesnaam zo gezellig aan een kinderfeest waarbij je zo krampachtig ‘Nederlander’ wil zijn?

Wel was ik ook trots op mijn woke-heid. Twee huisgenoten later in Nijmegen hadden niet gedacht ooit een Nederlander te ontmoeten die tegen zwarte piet was. ‘Jij snapt dit toch?’ Ik was trots dat ik een ander geluid had laten horen en kon weer lekker verder met niets doen.

Wit is ook een kleur

Nu met de demonstraties in de VS en in Nederland werd ik opnieuw met dit onderwerp geconfronteerd. Zoals ik eerder schreef keek ik ‘het vervolg’ op de documentaire van Sunny Bergman: Wit is ook een kleur. Die was heel ongemakkelijk en wees me erop dat ik helemaal nog niet zo ver was als ik dacht dat ik was.

De documentaire laat een sessie zien met een heel diverse groep, die ze in een lijn laten staan in een gymzaal. Er volgt een lijst stellingen over het dagelijks leven waarbij de personen een stap naar voren moeten zetten als ze vinden dat het op hen slaat, en naar achter als het niet zo is. Het eindresultaat is dat alle witte mensen vooraan staan.

Daarna praat de groep na in een kring. De witte mensen voelen zich vaak aangevallen en praten dwars door alle verhalen heen, terwijl ze met hun eigen voorbeelden van ongelijkheid komen. Eigenlijk wordt er niet echt geluisterd, tot ze erop worden gewezen dat ze niet echt luisteren, en zelfs dan blijft het moeilijk.

Het is allemaal erg pijnlijk om te zien, maar ook herkenbaar: ik zou ook naar dergelijke voorbeelden grijpen om me te verdedigen en het niet te hoeven horen. Niet omdat ik heb besloten dat ik het niet wil horen. Maar kennelijk wil ik het toch echt niet horen. Dankzij de documentaire ben ik me daarvan bewust en probeer ik te horen wat ik niet wil horen.

Hiermee geconfronteerd vond ik dus dat ik 1) meer moest lezen over zaken, mezelf bewuster maken en 2) mensen aan moest spreken op de dingen die ik nu zag en het te wijzen op middelen zoals Withuiswerk.nl.

Verdacht

Black Lives Matter is een protest tegen Amerikaans politiegeweld en we kunnen het daar over hebben. Maar ook onze politie is niet altijd lief voor iedereen, en dat keert zich ook tegen andere niet-witte mensen. De documentaire Verdacht bevat veel schrijnende verhalen.

Waarom vinden we het oké dat mensen met een andere huidskleur continu staande worden houden?

Omdat statistiek uitwijst dat dat zin heeft, zei een van de personen met wie ik hierover in discussie ging. Deze persoon vindt zichzelf niet racistisch, ziet het juist als een redelijk en misschien zelfs wetenschappelijk argument. Een dobbelsteen gooien is minder efficiënt.

Ik vind dat onzin. Er zijn genoeg witte Nederlanders die ook niet deugen. Als je bij niet-witte Nederlanders consequent de auto overhoop haalt, terwijl je witte Nederlanders laat doorrijden, snap ik dat je statistieken uiteindelijk aantonen dat niet-witte Nederlanders minder deugen.

Maar nog los daarvan: de voorbeelden zijn echt schrijnend en vaak overduidelijk racistisch. Je hebt ook als niet-witte Nederlander recht op een sportauto, zonder elke keer aan de kant te worden gezet. (Zeg ik als niet-autofan.)

Changing gears.

1619

De moeilijke gesprekken zijn soms ook met mensen die dichtbij staan. Juist de mensen van wie ik hou zie ik graag als goede mensen, maar ze zeggen soms wel dingen die ik problematisch vind.

Een van hen vertelde over vriend W., die heel gezellig was, maar wel steeds begon over het verleden. Vriend W. kwam uit Suriname. Zelf zag deze persoon geen kleur, maar juist omdat vriend W. steeds maar weer begon over dat slavernijverleden, ontstond de associatie. Door er zelf steeds over te beginnen, werd vriend W., die normaal altijd heel gezellig was, een steeds minder fijne gesprekspartner. Op deze manier riep vriend W. het zo over zichzelf af.

Zo’n gesprek is ontzettend lastig, zeker telefonisch. Ik kon alleen maar ‘auw auw auw’ denken, maar ik had ook niet de juiste antwoorden om hier tegenin te gaan.

De reden dat ik er geen antwoorden op had, is omdat ik eigenlijk zelf ook niets weet over het slavernij-verleden. Om mij heen krijg ik tips over 1619, de podcast van de New York Times, en die is inderdaad goed. Ook heb ik de film 12 Years a Slave (2013) gezien deze week. Beiden geven een inkijk in de wereld van slavernij.

De podcast vertelt het verhaal van hoe Amerika is opgebouwd door tot slaaf gemaakten, waar vooral witte mensen beter van werden, maar dat bepaalde structuren daar nog steeds doorwerken tot de dag van vandaag. Nog altijd lijkt men te denken recht te hebben op goedkope arbeid van zwarte inwoners. Nog altijd is er sprake van een kloof die in stand wordt gehouden of soms juist actief wordt vergroot.

De film 12 Years a Slave geeft juist een inkijk in hoe het was om tot slaaf gemaakt te zijn. Wel vanuit het wat veiligere perspectief van iemand die eerst in het noorden een vrij man was en na een kidnap tot slaaf gemaakt wordt in het zuiden. De titel verraadt het eind: hij wordt bevrijdt. Een happy ending voor de hoofdpersoon, maar een makkelijk einde voor een film en de kijker.

De plantage van onze voorouders

Maar zelfs al geeft de podcast 1619 minder ruimte om je achter te verschuilen dan 12 Years a Slave, het beschrijft slavernij nog altijd als iets dat een probleem was in Amerika. Aangezien we veel cultuur importeren vanuit Amerika (en hebben geïmporteerd naar Amerika) moeten we ons daar zeker toe verhouden. Toch hebben we hier thuis nog genoeg in de kast liggen ook.

Daarom luister ik dus ook de nu nog lopende podcast-serie van de VPRO: De plantage van onze voorouders. De podcast-maakster duikt daarbij in de geschiedenis van haar eigen (adellijke) familie. Daarbij komt ze een plantage tegen, en zo ook de familie die afstamt van de tot slaaf gemaakte mensen van de plantage.

In die serie wordt het een paar keer aangehaald: hoe idioot weinig wij witte Nederlanders weten van die periode, omdat we er nooit naar kijken. Omdat we ons ervoor schamen, omdat we zeggen: wij hebben het niet gedaan. Maar als we het niet gedaan hebben, waarom schamen we ons dan? Waarom kijken we er niet gewoon naar?

Deze podcast kijkt er wel naar. Het is een erg persoonlijk verslag en legt daarmee veel bloot. En zo moeilijk is het ook weer niet om het te luisteren.

Niet dat ik nu weet wat ik met de slavernij aan moet, maar het helpt om er gewoon naar te kunnen kijken, er weet van te nemen. En misschien is dat uiteindelijk ook wel alles wat we ermee moeten: erover leren en erkennen, in plaats van het wegstoppen en vergeten.

Ik zou nog wel een hele blogpost vol willen schrijven met hoe bizar de hele situatie eigenlijk is, maar laat ik dat even opsparen voor een andere keer. Het is ook niet mijn verhaal, ik vertel het alleen maar na.

Als links mens lekker op een zwaard vallen

Terug naar het erover praten met mensen. Dat doe ik dus ook. Het merendeel van deze gesprekken is dankzij De Situatie op afstand, maar ik spreek mensen erop aan als ze dingen zeggen die volgens mijn nieuwe kennis niet in orde zijn.

De opener tot het gesprek was vaak dat ik op de demonstratie in Nijmegen ben geweest. Daarmee kon ik over de anderhalve meter op de Dam heen stappen en zeggen dat ik het zo zonde vond dat dat afleidde van de boodschap.

Iemand was verbaasd dat ik, verder zo voorzichtig in deze periode, dan toch naar een demonstratie ging voor zoiets nutteloos. Ik probeerde het nut aan te tonen, maar kon toch ook niet overal antwoord op vinden. Ik moest denken aan wat ik op Twitter las. Iemand riep dat linkse mensen in racisme een zwaard vonden waar ze lekker in konden vallen. Lekker zwelgen in schuld en de Nederlandse cultuur verloochenen. Mijn gesprekspartner ging niet zo ver, gelukkig.

Ik vind het is lastig. Als ik niet op tijd genoeg heldere argumenten vind, moet ik me dan laten overtuigen dat er inderdaad niets aan de hand is, dat iedereen het wel eens moeilijk heeft in onze maatschappij? Of moet ik het gesprek afronden en op zoek gaan naar nog meer argumenten? Door gesprekken af te kappen tot je betere argumenten hebt, kom je uiteindelijk in een sekte terecht. We graven ons erg in en zien elkaars punten niet meer.

Toch denk ik dat als we graven, we best nog even kunnen graven in ons slavernijverleden. Je weet pas of je er iets mee moet als je weet wat het is. En breder: hoe bizar is het verhaal van de Europeaan die op een bewoond eiland aankomt en zegt dat hij het ontdekt heeft. Wat zegt dat over de mensen die er wonen? Wat zegt dat over de Europeaan? Ik snap dat sommige mensen een hekel aan ons hebben, vooral omdat we dit onderwerp zelf volstrekt negeren.

Al met al ben ik dus soms minder in touch met ‘mijn’ mensen, maar heb ik het idee dat ik de wereld als geheel beter snap. Maar ik ben er nog lang niet. Ik studeer nog even door, ik hoop jij ook.

Tussen niet mee bezig en neutraal

Iemand vroeg me wat mijn mening was over diepvriesgroenten. Mijn antwoord was dat ik geen mening had over diepvriesgroenten. Ik vervolgde wel dat ik ze nooit at, en dat ik ze bij mijn laatste poging niet lekker vond.

Niet lekker vinden is ook een mening, vond hij, en daar gaf ik hem gelijk in. Hij vertelde wat hij zoal maakte met diepvriesgroenten, dat het fijn was om ze gewoon in voorraad te hebben. Als je je eten goed kruidt merk je er niet zo veel van — hé, dat zijn mijn eigen woorden als ik het over vlees heb met iemand die dat nog eet.

Ik gaf toe dat ik inzag dat diepvriesgroenten ‘groener’ zijn, omdat er bij verse groente sneller gehandeld moet worden en er dus meer verlies in zit. Diepvriesgroenten kan je efficiënter vervoeren. Ik had het er nog over dat ik met de credits die ik verdien door geen vlees te eten, waarschijnlijk nog wel even verse groente mag blijven eten.

Terwijl ik dat typte begon ik te twijfelen. ‘Mag blijven eten’? Kennelijk heb ik hier meer een mening over dan ik zou denken. ‘Ik kom gewoon nooit in de buurt van het vriesvak.’ Ja, maar waarom dan?

Ik weet niet precies waar mijn gesprekspartner nou op uit is. Het gesprek is nog bezig en als een briefwisseling: langere berichten en het duurt soms een dag voor er antwoord komt. Maar het legt iets interessants bloot: ik heb een mening over diepvriesgroenten, terwijl ik dacht van niet.

Volgens mij is dit een goed voorbeeld dat laat zien dat ‘er niet mee bezig zijn’ niet hetzelfde is als ‘neutraal zijn’. Als je ergens niet mee bezig bent, maak je waarschijnlijk automatische beslissingen. Beslissingen, automatisch of niet, zijn zelden neutraal.

Ik denk niet dat het voor diepvriesgroenten wereldschokkend is om automatische beslissingen te maken. Het is wel goed om eens over na te denken. Maar je zou je ook andere momenteel actuele onderwerpen kunnen verzinnen, waarbij je beslissingen meer impact hebben. Voer tot nadenken.

Praten over racisme

Gisteravond had ik een gesprek met vrienden over racisme. ‘De Dam was te druk’ is nu een trigger geworden waarop ik kan zeggen dat het in het Goffertpark wel mee viel toen ik er was, en dat het jammer is dat het de boodschap zo overschaduwt.

Ik vertelde over de documentaires die ik keek en de blogposts die ik schreef, en over mijn eigen racistische gedachte over de Nederlandse ambassadeur in Nigeria. Ik gebruikte dat opnieuw als voorbeeld waarom ik denk dat het niet handig is om ‘racisten zijn slechte mensen’ te zeggen, omdat niemand zich als een ‘slecht mens’ zal identificeren, en dan ook nooit kritisch naar zichzelf kijkt.

Zij vonden dat ik hierin wel ver ging. Er is toch een duidelijk verschil tussen een echte racist, die ronduit en gemeend racistische opmerkingen maakt of geweld pleegt, en aan de andere kant dit soort nog tamelijk onschuldige gedachtes van iemand die het verder goed bedoelt. Ik moest hen gelijk geven: er zit daar een verschil.

Toch wilde ik er ook niet helemaal in meegaan: deze automatische gedachten zijn wel een onderdeel van het probleem. Het is en blijft zaak ze te herkennen en actief te ontkrachten. Je wil niet het risico lopen dat je op een bepaald moment op de automatische piloot beslissingen maakt die wél gevolgen blijken te hebben.

Het is interessant dat zij mijn gedachten probeerden goed te praten, terwijl ik juist mijn eigen gedachten als voorbeeld neem, omdat ik daarmee niet hun eigen zelfbeeld kwets. Het afweermechanisme zit dus zo diep dat ook andermans gedachten verzachtend worden weggedacht.

We eindigden rond de vraag of je, als je er verder eigenlijk niet mee te maken hebt als wit persoon, je er eigenlijk wel iets mee hoefde te doen. Het idee van ‘ik doe niets, dus vererger ik ook niets’. Dat heb ik ook genuanceerd: wij als witte mensen krijgen diverse kansen aangeboden, die we als vanzelfsprekend zien. Die kansen zijn dat echter niet voor iedereen. Door niets te doen blijf je profiteren van een systeem dat jou voortrekt. In wezen ben je dan medeplichtig.

Het is waar dat je niet actief bezig bent leed te veroorzaken. Het is waar dat jij als individu de situatie niet zo gecreëerd hebt. Het is waar dat je niet wist dat je er meer van profiteerde dan anderen. Nogmaals: je bent geen slecht mens. Maar gewoon doorlopen alsof er niets aan de hand is, is misschien niet de juiste morele keuze.

Kijk. Als de wereld een spel is waarbij witte spelers meer kansen hebben, dan is het voor de witte spelers natuurlijk beter de ongelijkheid te laten bestaan. Maar dat, lieve mensen, is volgens mij het type enge racisme waar iedereen overduidelijk tegen moet zijn.

Mijn punt hier is dat het niets doen tegen racisme snel overgaat in dat spel waarbij de witte speler zijn voordeel laat bestaan. De bal ligt bij ons, wij moeten dit spel veranderen.

Wat te doen dan? Praat erover, juist ook als witte mensen onder elkaar. En lees en kijk en luister, zie daarvoor Withuiswerk.nl. Ja, het is even ongemakkelijk, maar hoe vaker je het doet hoe gewoner het wordt en hoe minder de avond verpest is. De actualiteit helpt daarbij als legitimatie, dus juist nu is het makkelijker te beginnen.

Maar vooral: begin.

Witte man identificeert zich in games

Vooral voor de titel hier? Zie eerste kopje.

De afgelopen dagen doe ik mijn huiswerk door op Withuiswerk.nl documentaires op te zoeken en te kijken. Eergister kwam daar I am not your negro bij, die alles weer comfortabel in Amerika liet afspelen en dus bijna ontspannend was in dat opzicht. (Het is niet erg om je als Nederlander in Amerika te verdiepen, maar vergeet ook je eigen omgeving niet.)

Gister ben ik naar de demonstratie in Nijmegen gegaan, wat ongemakkelijk was, want ik ga niet zo vaak naar demonstraties. Achter me stond een wit gezin met luidruchtig kind die het heel goed bedoelde, maar waarvan de vader toch vooral uitlegde dat ‘Amerikaanse agenten stout zijn geweest’, en dat ‘iedereen natuurlijk gelijk is’. Hoewel juist, vroeg ik me af hoeveel meer mensen op dat plein er net te simpel over dachten. Ik meen dat ze verdwenen nadat een tweede golf van ‘weg met zwarte piet’ over het veld ging, maar het zal de regen wel zijn geweest.

Dus los van dat ik hoopte dat mijn intenties juist waren en juist werden geïnterpreteerd, vond ik het lastig om zo in het veld te staan. Na een tijdje probeerde ik alleen te klappen als ik verstond wat er gezegd werd. Ik had een bordje moeten maken. Op een veld anderhalve meter uit elkaar staan mist de nuance die ik hier – op mijn weblog – wel kwijt kan. Maar ik ben blij dat ik heb bijgedragen aan een protest dat groter werd dan aangekondigd, maar wel de anderhalve meter hield. Hopelijk kunnen mensen eens naar de inhoud kijken nu dat normaler wordt.

Games, zei je?

Ja, games. Het is geen geheim dat ik de afgelopen weken verslaafd ben aan Animal Crossing: New Horizons. In het spel ga je mee met de wasbeerhond Tom Nook, naar een onbewoond eiland, waar je met twee andere beesten (in mijn geval een paard en een vogel) eerst gaat kamperen en later wonen. Gaandeweg bouw je het eiland verder uit, waar Tom Nook flink mee aan het verdienen is, maar de wereld ziet er verder heel schattig uit, en het is maar een spelletje.

Anders dan alle karakters in het spel, ben jij een mens, en aan het begin mag je vertellen hoe je eruit ziet. Daar mag je natuurlijk ook een huidskleur kiezen. Waarom ik het opbreng hier: ik identificeer mijzelf enorm in mijn avatar, hoewel hij (uiteraard) veel korter is en verder veel meer cute en kawaii is dan ik ooit zou kunnen zijn. Hij is ook nog eens veel blonder, en uiteraard wit.

Het is denk ik dikke prima dat ik dat doe. Kennelijk ben ik diep van binnen een schattige kleuter die zich door jock-paard Buck ‘twink’ laat noemen. Aangezien het binnen die wereld volledig coherent is, heb ik er verder geen moeite mee. Ik breng het hier op, juist omdat ik me zo heel duidelijk identificeer met mijn avatar, en dat het me zo onredelijk blij maakt.

In bed dacht ik dus: Animal Crossing is daar een fijn spel in, want iedereen mag binnen de gegeven collectie kapsels, neuzen en huidskleuren een poppetje maken die hen vertegenwoordigd. En daarbij mag iedereen afstand nemen van de werkelijkheid, of er juist lekker dicht tegenaan gaan zitten. Het resultaat is blije mensen die zich identificeren met de hoofdpersoon. Jammer dat dat niet in alle spellen kan.

Kan dat niet in alle spellen?

Kijk, want hier stuiten we op de eerste goedbedoelde racistische gedachte van de dag. Ik bedoel het goed: ik zou willen dat alle spellen een huidskleur-selector zouden hebben voor optimale identificatie. Het probleem zit erin dat ik het idee direct verwerp als ‘onmogelijk’.

Het spel waar ik hierna aan moest denken was de Zelda serie, meer specifiek Breath of the Wild. De hoofdpersoon Link is nu eenmaal een witte jongeman, dat is hij al jaren. Maar, bedacht ik me daarna: hij heeft ook onnatuurlijk lange oren. En we zitten sowieso in een wereld waar nog moblins, octoroks en decu-scrubs rondlopen. (Ik wil even over de verschillende volkeren die allemaal door Link moeten worden bevrijdt heenkijken. We hadden het over identificatie met de held.)

Waarom kan, in een wereld die al op zo veel punten niet de onze is, de hoofdpersoon niet gekleurd zijn?

Als neerlandicus meen ik te kunnen analyseren dat het verhaal het niet nodig heeft. Als programmeur kan ik je vertellen dat de implementatie hiervan triviaal zou zijn: voor vijanden is het heel gebruikelijk een ander uiterlijk over hetzelfde skelet te laden, of om een andere shader toe te passen. Het implementeren van het selectie-menu is het meeste werk. Maar hoewel ik dus genoeg expertise heb om te zien dat er geen verhaal- of technisch-technische grond is, verwierp mijn hoofd direct de notie van een gekleurde Link.

Kijk, ik zie de artistieke vrijheid. Ik zie dat historische spellen hier niet helemaal in mee kunnen gaan. Ik zie een lijst aan andere ‘eigenschappen’ die je ook aan je held zou willen aanpassen ten behoeve van identificatie. En ik zie de boze gamers die gaan tieren als we Link ook beschikbaar maken in andere smaken. Maar een groot deel van die redenen doet veel minder ter zake dan je op het eerste moment ziet. Laat die gamers tieren. Zoek die spellen waar het wel kan. Overweeg het in je artistieke proces.

Ik wens iedereen de vreugde van de identificatie toe die ik vind in Animal Crossing en Zelda.

Het is niet oké

Gister schreef ik een vrij lang stuk over waar ik nu zit met mijn ideeën over racisme. Zoals ik aan het eind zei is dat alles een continue work-in-progress. Vanavond wilde ik een film kijken, maar ik besloot de oproep op Twitter ter harte te nemen en mijn witte huiswerk te doen op Withuiswerk.nl. En jemig wat is dit moeilijk.

Ik keek de TEDtalk Recognizing Privilege: Power to All People (13:51), het Youtubefilmpje Everyday racism: what should we do (3:49) en tot slot de documentaire Wit is ook een kleur (51 min). De eerste snapte ik niet zo, uit de tweede begreep ik dat ik privileges had, en dan dus die laatste.

Laat ik het zo zeggen: het is ontzettend moeilijk om die documentaire te zien. Ik ga hem binnenkort nog eens opzetten. Ik ben echt diverse keren half van de bank opgestaan van ongemak. Het is dat ongemak waardoor ik snap dat mensen liever boos worden op de documentaire dan ‘m aan vrienden en familie aanraden. Maar het is wel belangrijk om er doorheen te komen. Ik heb gehuild bij het stukje waar Tofik Dibi vraagt hoe hij het verhaal beter kan verpakken. Omdat hij dat gebaar niet hoeft te doen. Wij moeten dit uitzitten en inzien. Het is echt vreselijk.

Het doet me denken aan een moment in een café in Nijmegen, jaren geleden, waar een vriend van me huilend naar mij toe kwam. Hij, als hetero, had altijd gedacht dat het in Nederland oké was om homo te zijn. Maar die avond – en meer context weet ik niet – besefte hij zich dat het niet oké was. Dat er nog steeds zo veel is dat homo’s maar voor lief nemen, waar hetero’s blind voor zijn.

Ik voel me nu die huilende vriend. Het is niet oké in Nederland en de wereld. En we zien het niet eens, voelen ons zelfs aangevallen als iemand het laat zien. We denken van onszelf dat we goed bezig zijn, maar het is niet genoeg. Ik kan het niet goed uitleggen, maar kijk die documentaire en doe je witte huiswerk. En ga door als het pijnlijk wordt.

Black Lives Matter

Ik durf niet zo veel over racisme te zeggen omdat ik niet goed weet wat ik erover kan en mag zeggen. Dingen die ik vroeger dacht of zei bleken later niet juist. Niet wereldschokkend onjuist, maar toch net ernaast. Afgelopen dagen gaan veel stemmen op dat niets zeggen ook onjuist is, dus bij dezen waag ik een poging.

Het lastig om als witte man hier iets over te zeggen. Ik val op mannen, dat scheelt iets, maar het blijft inleven. Deze post is een poging om samen te vatten wat ik momenteel denk dat juist is, maar ik ben open voor correctie.

Dat laatste ligt ook gevoelig: het mijn eigen taak mezelf te informeren en ik moet niet gaan zitten wachten tot anderen me verbeteren. Ik moet zelf actief op zoek naar wat ik fout doe. Dat voelt als nogal veel werk.

Wat gewoon zo is

Als lid van de meerderheid zie je om je heel vooral hoe de wereld ‘gewoon’ is. Omdat de wereld uit eindeloos veel informatie bestaat, filteren we, en zien we vooral de dingen waarvan we al wisten dat ze er waren. We zien meer van onszelf en gaan er daardoor vanuit dat de wereld uit meer van onszelf bestaat.

Het heeft ook een functie: als we niet zouden filteren, zouden we continu zo overspoeld worden door informatie dat we gek worden. We beschermen onszelf met de bubbel die we om ons heen creëren. Door die bubbel heen kijken kost inspanning en is onprettig. Een wereld die niet alleen uit onszelf bestaat is onbekend en dus eng.

En omdat wij als meerderheid, nou ja, in de meerderheid zijn, kunnen we het ons permitteren bepaalde zaken voor onszelf in te richten. En ook onze voorouders konden dat doen, waardoor er nu structuren bestaan die ‘gewoon zo zijn’ en ook ‘altijd zo zijn geweest’. Wij als meerderheid kunnen dan zeggen dat het al zo was, dat het er niet toe doet, of dat het wel handig is zo.

Naar onszelf kijken

Het is makkelijk om de oceaan over te toeteren dat je tegen racisme bent, zonder ook naar Nederland te kijken. Het is in Amerika momenteel heel tastbaar en actueel, maar we hebben hier thuis genoeg liggen, subtiel en onsubtiel. Bovendien ben ik geen Amerikaan, dus is het beter kritisch te zijn op onszelf.

We worden hier grootgebracht met het idee dat racisme slecht is en dat racisten slechte mensen zijn. We denken dan aan geweld tegen mensen met een zwarte huidskleur. Maar zoals ieder mens, weten we ook dat we een goed mens zijn. De logische conclusie daaruit moet echter niet zijn dat we dan dus geen racist zijn.

Het is oké om fouten te maken. Diep van binnen vind ik het woord ‘neger’ heel grappig. Maar dat betekent niet dat ik me mag laten gaan en er grappen mee mag maken. Als homo weet ik dat grappen met ‘flikker’ nooit leuk zijn, hoe grappig ze ook zijn.

We leven in een context die ons continu twijfelachtige constructies aanreikt: opgroeien met zwarte piet, het bestaan van ‘slechte buurten’, films waarin de schurk zwart is of een gek accent heeft. Daardoor borrelen er racistische denkbeelden in ons hoofd. Maar daar moeten we het niet bij laten: probeer deze gedachtes te herkennen, aan te stippen en te bevragen.

Als parafrase van een zen-meester: je bent niet je rascistische gedachten. Bekijk ze, benoem ze en laat ze voorbijdrijven.

En het is ook oké om bij te leren. Het is fijn dat je plezier hebt gehad toen je zwarte piet speelde voor kinderen. Je bent geen slecht mens nu. Maar probeer eens met roetvegen. Of kan het ook nóg anders? Een kinderhand is snel gevuld.

De norm om ons heen

Zoals gezegd: ik ben wit en man en weet van niets. Maar ik val op mannen en dat geeft me iets van referentiekader. Zo nu en dan worden er assumpties over me gemaakt, waarna ik met een paar leden van de meerderheid in een ongemakkelijke situatie zit zonder dat zij het doorhebben. Mogelijk stap ik ook per ongeluk eens op iemands afwijking: de norm heeft zo veel kanten dat er weinig mensen zijn die overal binnen vallen.

Sommige afwijkingen van de norm zijn echter minder makkelijk te verhullen. Ik kan die ongemakkelijke autorit uitzitten, dan maar even niet hand in hand over straat lopen, ergens beschutter zoenen. Los van dat dit eigenlijk niet verhuld zou moeten hoeven worden: je kan niet even je uiterlijk uitzetten.

De ‘norm’ is een soort cirkel om je heen, waar iedereen wel op een bepaald punt uitsteekt. Het liefst verbergen we die plekken, omdat we erbij willen horen en zo goed mogelijk willen meevloeien met de groep. Maar daardoor is het makkelijk te vergeten dat als we van de meerderheid een mal maken, niemand erin zou passen.

Door allemaal te accepteren dat anderen anders zijn, hebben we allemaal de ruimte onszelf te zijn. Dat is eng, omdat anderen eng zijn, maar bedenk dat anderen jou ook eng vinden omdat jij een ander bent. Samen dragen we allemaal een stukje ongemak van het anders zijn.

Terug naar nu

Het politiegeweld waar nu tegen gedemonstreerd wordt staat ver af van het vergevingsgezind zijn over elkaars cirkel. Het zijn excessen van mensen die lang niet om zich heen en naar zichzelf hebben gekeken. Maar doe het daarom niet af als ‘ver weg’ en ‘boe geweld’. Ook jij moet naar jezelf en je omgeving blijven kijken.

Ik hoop dat ik hier niet op een te hoog paard zit. Ik weet van mezelf dat ik in mijn hoofd anders reageer als ik ’s nachts een witte jongen tegenkom, dan als hij een andere huidskleur of afkomst had gehad. Ik probeer mijn gedachten in de gaten te blijven houden, omdat ik ook schuldig ben. Schuldig, maar geen slecht mens, zo lang ik op blijf letten en aan blijf stippen.

Er is ook eigenlijk geen goede conclusie voor een stuk als dit, omdat het altijd een work-in-progress blijft. Accepteer je tekortkomingen, accepteer anderen. Je bent niet je rascistische gedachten.

Te zijn is zich verplaatsen

Gister vond ik bij het opruimen een bioscoopkaartje. Het is gedateerd zondag 23 februari 2020, en 1917, maar dat laatste verwijst naar de film die ik zag. Het was de laatste keer dat ik mijn Cinevillepas gebruikte voor De Situatie aanving, en het voelt nu als zo’n gek concept: met zo veel mensen dicht op elkaar twee uur lang in een kleine ruimte zitten.

Volgens mij is dit de laatste keer dat ik zoiets gewoon deed. Het weekend erna waste ik mijn handen toen ik bij vrienden aankwam, gingen we wel nog uit. Het weekend dáárna vroeg ik me af of ik bij een verhuizing handen had moeten schudden – onopvallend wassen na afloop om niet gek te lijken, maar wel voorzichtig te zijn – en ging ik niet naar het Nijmeegs Boekenfeest, want eng.

Maar dit bewuste weekend ging ik dus naar de film, in Utrecht, alleen, wat ik wel vaker doe sinds ik een Cinevillekaart heb. Het was niet het doel van de trip naar Utrecht, meer ‘o, dat kan ik ook nog doen’, meer ‘nu ik er toch ben’. Het was fijn om na een lang weekend even tussen de mensen te zitten, ook al kende ik ze niet en ook al werd ik vooral de film in gezogen.

Die vrijdagochtend begon mijn weekend namelijk met de vraag hoe dat ene 3D-programma heette, en een donut en een glas koffie later had ik zondagmiddag behoorlijk vierkante ogen. Maar wel ogen die dat weekend intensief bezig waren geweest met lichtval en hoe een drie-dimensionale wereld kan worden uitgedrukt op een vlak. Met andere woorden: ik wilde kunst zien.

Dus, ik de trein in, wist ook niet precies waarheen, maar kwam uiteindelijk in het Centraal Museum in Utrecht terecht. Iets minder dan anderhalf uur nadat ik besloot dat ik een schilderij uit zestienhonderd-zoveel wilde zien, stond ik oog in oog met De Fluitspeler, en vond ik ook mooie stadsgezichten met fraaie lichtvallen. Ik voelde me zo rijk, dat dit kon, dat ik dit kon besluiten te gaan, dat ik toegang had tot deze rijke kunstschatten.

Flashback naar Disneyland Parijs, ik moet acht geweest zijn of zo. Ik weet niet of alle beelden die ik me herinner niet stiekem uit latere reclames komen. Sommige zullen kloppen. Er was een blaar in een waterschoentje, dat is echt, dat laten ze je niet zien op TV. Maar, de hoofdherinnering is deze:

We lopen op het grote plein, we zien het kasteel, en ik weet het: we zijn nu in Disneyland Parijs, het echte Disneyland Parijs, alles is hier. En het is dan dat ik besluit dat ik dit niet moet vergeten, dat ik nu in het moment moet zijn, als een checkpoint. Dat als ik later twijfel, ik weer terug kan gaan naar dat moment, waarop ik beloofde: ik heb goed opgelet, op dat ene moment, en dit was echt.

Later in mijn leven heb ik meer van dat soort checkpoints gemaakt, minder makkelijk terug te vinden in mijn geheugen dan die in Disneyland Parijs, maar met hetzelfde doel: ik weet dat ik op bepaalde plekken echt was, omdat ik er even bij stilgestaan heb dát ik er was, toen ik er was.

En terugkijkend op die gewoonte vanuit een stilstaand moment in het leven: het gaat hierbij bijna minder om de herinnering. Om de herinnering terug te halen kan je een paar foto’s bekijken, die niet eens door jezelf genomen hoeven te zijn. Het gaat om het moment dat je die mentale foto maakt, dat je even echt ergens bent door er ook met je volledige bewustzijn te zijn.

Het is makkelijk te denken: dat kasteel, daar moeten we naartoe, en dan Space Mountain, en voor je het weet lig je weer in een tent op een camping aan de rand van Parijs en vraag je je af waarom het toch zo snel ging, die dag. Ik ben blij dat ik dat al vroeg door had – al moet ik mezelf er nog steeds aan herinneren.

Wat dat betreft is het nu een beetje in dat tentje liggen. Ik geloof niet dat er een periode in mijn leven is waarin ik zo lang binnen een cirkel van 15km ben gebleven. (Mijn broertje ging met 4 weken al onder de arm mee het vliegtuig in naar de Canarische eilanden: ook toen al kwamen we ergens.) Het voelt gek, want normaal verplaats ik me altijd graag door heel Nederland en soms verder. Te zijn is zich verplaatsen.

Maar vergeet ook niet dat we nu zijn. Dat tentje aan de rand van Parijs is óók een plek. En zo ook thuis.

Gister heb ik dus foto’s gemaakt van de zooi die mijn huis nu is. Of was, want daarna dus opgeruimd. Deze periode niet leuk is, maar de kans is groot dat je hem vergeet. Er gebeurt te weinig om te onthouden. Maak herinneringen, foto’s en objecten. Want ook dit is fijn om op terug te kijken.

Maar dus bovenal: haal adem en kijk naar die kamer om je heen. Maak een momentopname.

The long run

Tweeënhalve week geleden, toen we al drie weken thuis zaten, schreef ik dit naar een vriend van me:

Nee, er is voorlopig niet echt een zichtbaar einde. Ik moet daarvoor dus steeds denken aan het gevoel dat je bij een hardloopwedstrijd zoals de Zevenheuvelenloop hebt, ter hoogte van dat tankstation...

Je bent net gestart en daar staan allemaal mensen langs de kant te schreeuwen, maar als je dus bij dat tankstation komt begint de stad een beetje op te raken, dus worden de mensen minder. Je merkt opeens dat je niet meer in een soort high zit van de start, maar dat je gewoon aan het hardlopen bent, en dat dat eigenlijk net als normaal een beetje ongemakkelijk is, ook omdat je eigenlijk veel te snel bent gegaan in de afgelopen kilometer.

Het voelt heel erg alsof we dus nu op dat moment zitten waarop je je dan herpakt, en niet meer gaat vertrouwen op die high, maar juist op het feit dat je getraind hebt.

Dus je gaat wat minder snel lopen, let wat meer op je ademhaling en stelt je mentaal in: je moet nog even rustig aan doen, want we hebben nog 14km te gaan.

Zo voel ik me nu :/

Het kwam vooral omdat Mark Rutte in zijn persconferentie net had gezegd dat we niet eens voorbij het begin van het begin waren. Ik denk dat de metafoor nog steeds redelijk staat voor mij, want nog steeds is dit voor iemand die gezond is en vanuit huis kan werken (waar ik me erg gelukkig mee prijs) eigenlijk voornamelijk een kwestie van volhouden.

En helaas zitten we nu — als ik de metafoor van de Zevenheuvelenloop mag aanhouden — op die lange Nijmeegse baan. We zijn de stad nu echt uit en niemand klapt meer langs de kant. De mensen om je heen keren meer in zichzelf, in hun eigen ritme en hoofd, en zo werkt de stroom zich eenzamer maar met z’n allen de eerste heuvel op.

Dit is ook het punt waarop je de eerste lopers langs de kant ziet terugwandelen richting Nijmegen. Je zou willen roepen dat ze vol moeten houden, maar het is lastig om iemand te overtuigen die al heeft opgegeven. Bovendien moet je aan je eigen adem denken. Gelukkig blijft de grote stroom renners wel de heuvel op gaan. We zitten nog steeds in de race, we moeten gewoon nog een eind volhouden. Maar eerst de komende kilometer, de rest komt later wel.

Veel lezen

Ik lees te veel, momenteel, denk ik, en in te veel talen door elkaar.

Uiteraard volg ik nieuws. Sinds het begin van De Situatie ben ik verslaafd aan het live-blog van de NOS. Ondanks dat ik hier herhaaldelijk heb geschreven dat ik ermee gestopt ben, bleef ik ‘m nog met enige regelmaat refreshen.

Daarnaast heb ik NRC.nl ontdekt, wat aanzienlijk beter geschreven is dan veel andere dingen die ik online lees (mag je ook verwachten). Het enige is dat het nog even wennen is om dergelijke kwaliteit (en lengte vooral) op een scherm voor je te zien in plaats van op papier.

En dan is er nog de RSS-reader die ik afgelopen weekend weer extra vol heb geladen met feeds. Ik heb geloof ik al eerder aangehaald dat ik de tactiek van Ton gebruik en die werkt heel fijn, vind ik, veel fijner dan organisatie rond thema’s en onderwerpen. Ik volg mensen en die deel ik in op afstand, waarbij ik dus ook makkelijker door de ‘e999’-map heen kan scrollen en ik dus meer tijd neem voor de ‘c150’, etc.

Daarnet zat ik dus tussen al die mapjes een Engels stuk te lezen, en daar duizelde het me opeens helemaal. Ik lees Engels net zo makkelijk als Nederlands, maar op dat moment was ik me er opeens ontzettend bewust van dat ik prima Engels kon lezen. Tegelijkertijd vond ik dat ontzettend logisch, en daarna merkte ik dat ik in die modus zat waarbij je wel met je ogen langs de tekst gaat en ook wel concepten mee krijgt, maar dat je eigenlijk gewoon zelf ergens anders aan zit te denken.

Enfin, de enige conclusie die ik eruit kon trekken is dat ik teveel lees en te weinig slaap.

(Over lezen gesproken, daar las ik vanochtend nog iets over. Makers tegenover afnemers, maar ook het idee van de ‘consultant’ die een-op-een werkt. Interessante punten, al is het natuurlijk niet zo zwart-wit. Ik beschouw mijzelf als maker die momenteel veel leest, laten we het daar op houden.)

De maand in review

Tikkeltje laat, want donderdag 12 maart was mijn laatste dag ‘buiten’, maar ik dacht dat eens tijd was om terug te kijken naar de eerste maand zo-veel-mogelijk binnenzitten. Bij dezen.

Allereerst: wat gaat dat eigenlijk toch ook wel weer snel – voor mijn gevoel dan in elk geval – dat het nu alweer een maand aan de gang is. Ik weet nog dat ik in week 1 een Italiaanse jongen sprak, waar ze er natuurlijk al veel langer in zitten, en dat ik me niet kon voorstellen dat hij dus al een maand binnen zit. Toegegeven: hij zit erger binnen dan wij. Maar dus, zo’n eeuwigheid als het duurt, zo snel als het tegelijk ook gaat.

Ik had twee dagen terug heel erg het idee dat ik helemaal niets gedaan heb gekregen in die periode, maar dat is ook absoluut niet waar. Goed, de eerste thuiswerkweek was niet heel productief (ze weten ervan op werk), maar daarna kwam ik al snel op stoom en ben ik eigenlijk prima zo productief als anders. En daarbovenop heb ik een website én een web-app uit de grond gestampt. Eigenlijk best wel heel productief.

De website van de Nijmeegse Crisisraad

Vriend en stadsdichter Wout Waanders verbaasde zich over alle postkaart-initiatieven. We willen allemaal wel een kaart schrijven naar ouderen, maar niemand verwacht antwoord. En dat terwijl juist zij raad kunnen hebben over hoe om te gaan met een crisis. Daarom zijn we samen met Jelko (als tekenaar) en Willem (namens de Bieb), de Nijmeegse crisisraad begonnen.

Op moment van schrijven zijn we nog druk bezig met het verwerven van raad, maar het digitaal insturen is reeds geopend (voor alle leeftijden, maar meer levenservaring is meer beter). Ook kan je op de site al wat inzendingen lezen en hertjes geven aan de leukste, nuttigste of mooiste raad.

Hopelijk binnenkort filterbaar op Nijmeegse wijk, maar er zitten maar zoveel uren in een dag.

De Spellendoos

Ik postte er een paar dagen geleden al een filmpje van, maar ik ben dus bezig geweest met een server om spellen op te spelen met vrienden naast Skype. Het heet Spellendoos en staat op spellendoos.5eb.nl.

Op zich was ik er inmiddels wel achter dat veel mensen al servers voor dit soort dingen gevonden hadden. Maar wat deze server volgens mij uniek maakt is dat hij 1) vrij snel is en 2) eigenlijk geen drol geeft om de spelregels. Het houdt voornamelijk bij welke kaart er op welke stapel ligt, maar de regels over wanneer een kaart verplaatst mag worden en door wie laat de server volledig koud: je doet maar. Het heeft wat dat betreft meer verwantschap met een Google Doc dan een spellenserver, maar hé, het werkt. In een spel met vrienden hoeft de server geen politie te spelen.

Het geheel is geschreven in Elixir met behulp van Phoenix LiveView. Best wel hip en fancy dus. Het was een leuk project en ik denk dat ik af en toe nog features bijbouw de komende tijd.

Boodschappen doen

Dan wil ik nog weer even terug naar het dagelijks leven van de afgelopen maand: ik ben een weekboodschappenmens geworden. Ondanks de oproep van de Albert Heijn om toch vooral je oude boodschappenpatroon aan te houden, leek het mij verstandig me minder vaak in de winkel te vertonen.

In de vergane tijden ging ik elke dag wel en kwam ik dus elke dag thuis met naast een maaltijd ook nog chips en koekjes. Nog steeds, overigens, en nog steeds eet ik ze bij thuiskomst allemaal op. Maar het verschil is dat ik nu voor de rest van de week alleen maar gezonde maaltijden in huis heb. Zaterdag en zondag zondigen, maar de rest van de week eet ik beter dan ooit.

En daardoor is het dus nog goedkoper ook. Ik durf het niet zo goed na te rekenen, maar het zou best kunnen dat ik de helft minder aan boodschappen heb uitgegeven hierdoor. En dan heb ik het nog niet gehad over het stiekeme genot van een karretje en dat je best veel meekrijgt, lopend in twee tassen, voor een eenpersoonshuishouden. Ik denk dat de weekboodschappen blijven.

De maand, dus

Er is genoeg te missen en ik heb het soms wel even zwaar met het geheel, maar al met al zie ik dus ook positieve dingen aan deze periode. Laten we op die dingen focussen en er het beste van maken. Zoals ik al eerder schreef: maken helpt.

Japanners en mondmaskers

Geen idee hoeveel hier van waar is, maar er wordt gezegd dat de Japanse cultuur meer let op de ogen, in tegenstelling tot de Westerse cultuur, die meer let op de mond. Dat zie je onder andere terug in de grote ogen van anime-karakters, maar ook in smilies.[^smilies]

In Westerse stijl smilies gebruiken we de dubbelepunt om de ogen aan te geven, en variëren we de tekens voor de mond om emotie aan te geven. In Japanse stijl smilies is de mond slechts een punt of liggend streepje en zit alle emotie in de ogen. Een paar voorbeelden:

:)  :(  :D  :S  :9  >:O

^_^  ._.  ^.-  @_@  o.O  ^^

We zitten nu dus middenin een pandemie, en de discussie over mondkapjes waait op. Steeds meer landen om ons heen stellen ze verplicht of raden ze aan. Op moment van schrijven is het RIVM er nog steeds niet happig op, maar ik kan me voorstellen dat er een draai komt. Toch gaat dat er even gek uit zien, mensen met mondkapjes in de Nederlandse straten.

In Japan is het veel normaler om die dingen te dragen: toen ik er vorig jaar februari was zag ik er vrij veel in het straatbeeld, en dat terwijl er op dat moment geen duidelijke dreiging was. Ik kocht er ook een paar en ging mee met de lokale mode omdat ik begreep dat het beleefd was om er een te dragen als je verkouden was – en dat was ik.

Je voelt ‘m nu vast al aankomen: ik vroeg me af of mondkapjes in Japan misschien sneller geaccepteerd zijn omdat ze al meer gewend zijn de ogen te lezen? Misschien helpt het als we er hier een glimlachende mond op tekenen. Dat is iets wat ik serieus overweeg.

Op straat glimlach ik nu sowieso extra naar mensen: ik loop wel met een boog om u heen, maar ik bedoel het goed. En: we zitten hier allemaal in, weet u wel. Zonder die glimlach wordt het allemaal zo veel grimmiger. Mocht het tot mondkapjes komen, laten we dan die glimlach houden.

[^smilies]: Ik zet dat expres cursief, want zo vaak hoor je de term niet meer. Waar we nu emoji hebben, hadden we vroeger emoticons en smilies. In mijn hoofd is het verschil als volgt: emoticons zijn kleine afbeeldingen die door je chatprogramma aan de tekst worden toegevoegd, vaak als vervanging van smilies. Emoticons zijn dus afhankelijk van je chatprogramma. Smilies zijn de tekstuele varianten daarvan. Emoji hebben een duidelijkere definitie: het zijn vanuit de computer gezien letters, net als Chinese tekens, die afbeeldingen worden door het font waarin ze worden weergegeven. Emoji zijn dus afhankelijk van je systeemfonts. Emoji is trouwens Japans voor tekening (絵 e) teken (文字 moji) en heeft niets met emotie van doen (al is het ze vast opgevallen).

Amsterdamse koffiezaakjes

Mijn agenda zegt dat dit vierde week van zelfisolatie is. Donderdagavond zit ik vier volle weken in quarantine. En zoals altijd: ergens gaat het ook wel weer snel.

Ik neem veel nieuws en andere verhalen in me op, vooral over de Nederlandse situatie, maar ik merk dat postcasts van twee weken geleden me een beetje gaan tegenstaan. Er heerste toen nog heel erg een ‘de wereld is blijvend veranderd’-sfeer. Ik snap het, want aan het begin is de shock het grootst. Maar inmiddels begin ik zelf een beetje te wennen aan de situatie, en zo anders is hij ook weer niet. Voor mezelf dan.

Als er zoiets bestaat ben ik een introvert. Ik woon ook nog eens alleen. Ik kwam zeker buiten, maar ik ben ook weer niet zo heel goed in mensen treffen in een café. Als we het hebben over ‘de wereld is blijvend veranderd’, heb ik steeds het idee dat het Amsterdammers zijn die praten over hun Amsterdamse levensstijl en sociale leven, en die is mogelijk blijvend veranderd voor de komende jaren, inderdaad.

Maar het voelt zo arrogant. Ja, het is jammer dat je nu niet met mensen koffie kan drinken, maar voorheen ging ik dat soms ook wekenlang niet, gewoon omdat ik druk was met werk en even niet de energie had om uit te vogelen hoe dat werkt. Hun afkeer voor mijn levensstijl voelt naar. Is mijn leven minder omdat ik geen idee heb hoe ik met iemand moet afspreken voor koffie?

Toegegeven, dit is een beetje zwart-wit. Thuiswerken is voor veel mensen erg impactvol, zeker met huisgenoten of kinderen. Ik denk dat er veel projectie van mezelf in zit, dat ik eigenlijk graag elke dag in een Amsterdams koffiezaakje zou zitten (Nijmeegs mag ook). Maar dus, dat is een gevoel.

Stiekem dus hè

Ik las net bij de NOS dat steeds meer thuiswerkers er helemaal doorheen zitten. En dat herken ik dus stiekem helemaal niet. De afstand tussen de stukjes hier op mijn weblog begint weer toe te nemen en dat is eigenlijk een goed teken: ik ben weer heel druk aan het werk.

De eerste week had ik het wel echt heel moeilijk. Ik ging elke zoveel minuten een rondje langs alle apps die me nieuws konden verschaffen, voelde me heel alleen en nutteloos en ik kwam over het algemeen helemaal nergens toe. Maar het aanbrengen van structuur heeft me geholpen: afgelopen week zat ik in een flow, zo erg dat ik me nu verbaas dat het alweer mijn tweewekelijkse vrije vrijdag is.

Dit is natuurlijk allemaal enorm afhankelijk van je persoonlijke situatie. Ik heb bijvoorbeeld de boel voor mezelf, geen kinderen en geen huisgenoten. Mijn voornaamste vijand van productiviteit ben ik zelf, en mijn telefoon. De belangrijkste stijlregel dus? Mijn telefoon ligt aan de andere kant van het huis als ik aan het werk ben, en de deur van ‘het kantoor’ gaat dicht.

En over het overcompenseren: ik hou braaf mijn uren bij in een schriftje, maar ik mik daarbij op een getal tussen de 6 en 8 uur, zodat ik meestal rond de 7 uitkom. Op kantoor ga je ook vaak koffie halen. Het gaat om het gevoel van 8 uur werken, niet om de harde 8 uur zelf.

Zoals alles gaat dit waarschijnlijk in golven, maar vooralsnog surf ik best lekker op deze. Sure, ik wil heel graag weer in een kroeg zitten, maar dit thuiswerken vind ik momenteel stiekem heel erg fijn.

14 jaar Seblog.nl

Vandaag is het weer eens 1 april en daarmee zijn een aantal dingen jarig (het homohuwelijk, Apple Inc., De Vliegende Hollander in de Efteling), maar dus ook Seblog.nl! Ik grapte ooit dat als het een kind was, het zelf zou kunnen schrijven, maar ik geloof dat mijn weblog inmiddels een krantenwijik zou mogen hebben.

Nou is het niet zo dat het huidige archief ook zo ver teruggaat. In 2006 zat ik zelf nog op school en op een bepaald moment in 2009 besloot ik dat het beter was om maar even opnieuw te beginnen. Ik ben van plan binnenkort een reddingsmissie door mijn verschillende harde schijven op te zetten om die posts opnieuw te importeren, al dan niet als privéposts.

Destijds probeerde ik alle stukjes in een PDF om te zetten die ik kon uitprinten, maar ik ben – perfectionistisch als ik ben – nooit klaar geweest met de opmaak ervan. De server waarop die versie stond staat al een paar jaar uit, dus ik ben echt afhankelijk van wat er nog op mijn schijven te vinden is. Hopelijk is dat er in een formaat dat nog steeds leesbaar is. Anders heb ik alleen nog maar de stukjes uit de bloemlezing die ik wél ooit heb afgedrukt (maar dan weer niet naar vrienden gestuurd heb zoals ik wel had beloofd).

Hopelijk hierover later meer.

Terug naar normaal (juist nu)

We gaan de derde week in en mijn blogposts zijn een beetje aan het opdrogen. Het punt is dat ik niet zo bijster veel meemaak en dus ook eigenlijk niets te melden heb. In het begin had ik heel erg de behoefte om over andermans levens en gedachtes te lezen – daarom schreef ik zelf ook – maar inmiddels ben ik er juist voor om te focussen op het normaliseren van de situatie.

Crispijn stuurde me een interessant artikel met de veelzeggende titel That discomform you’re feeling is grief. Ik heb in mijn leven genoeg zelfhulpboeken gelezen dat ik ook al soort van tot die conclusie was gekomen, maar het is toch fijn om zo te zien: dat gevoel dat ik voel is inderdaad rouw.

Want eigenlijk zijn we allemaal – de ontkenners, de hamsteraars, de kluizenaars, de coronahoesters – bezig met de situatie een plek te geven, en dat doen we allemaal op onze eigen manier, die ook van dag tot dag verschilt.

Zelf heb ik het wandelen met een podcast weer ontdekt, en dan dus ook met een terugkeer naar de podcasts die ik een paar jaar geleden wandelend luisterde: De eeuw van de amateur, Een podcast over media en de Rudi en Freddie Show. (Dat in tegenstelling tot mijn podcastroutine van de afgelopen jaren: in de trein of op de fiets naar Engelstalige podcasts voor/door developers luisteren.)

Via Een podcast over media probeer ik nu nogmaals de live-blog van de NOS links te laten liggen en heb ik vanochtend (dus in de ochtend!) de uitzending van het 20:00-uur-journaal gekeken. Verder ben ik wat strikter over waar er werk wordt gedaan en waar er wordt ontspannend in huis.

Al met al merk ik dus dat de boel zich in mijn hoofd normaliseert, en dat ik naast informatie over De Situatie ook weer naar andere dingen kan en wil kijken. Zoals het met rouw gaat zal ik vast weer even terugvallen op een bepaald punt, maar ik ben blij dat ik op dit moment in de acceptatie-fase zit. Dat is voor iedereen de prettigste plek.

De donkere dagen voor Pasen

Naar mate de gedachten donkerder worden durf ik er minder over te schrijven. Andere gedachte: wie leest het blog van iemand die weken alleen thuis zit, wat is daar interessant aan?

Gisteravond was ik er opeens helemaal klaar mee en wilde ik heel graag even alleen zijn. Ik ben een film gaan kijken. Achteraf verbaasde ik me opeens over dat gevoel: hoe kan iemand vier dagen lang geen levend mens zien, maar toch verlangen naar een avondje alleen?

Ik beschouw mezelf als introvert, in de definitie dat ik oplaad als ik alleen ben. Dat heeft voordelen nu, zou je zeggen: één wandeling anderhalve meter naast een goede vriend in het weekend en ik heb genoeg voor een week. Maar zoals gewoonlijk ligt het dus weer eens genuanceerder.

Het nare is dat ik al best wel toe was aan vakantie. Maar ga ik nu dan vrije dagen opnemen en die thuis zitten? Dat voelt ook als vluchten van de hele thuiswerksituatie. Tegelijkertijd merk ik dat het me veel energie kost die ik ook even niet heb, of stiekem dus aan het uitgeven ben aan het bijhouden van het wereldnieuws.

Maar goed, nogmaals, ik mag niet klagen, ik heb het best wel prima. Maar het is veel, soms, en er is steeds de angst dat het meer wordt.

Ritme

Ze hadden het al wel voorspeld: als je geen duidelijke structuur in je dag aanbrengt hou je het thuiswerken geen twee weken vol. Ik heb de eerste week gehaald, maar merk dat alles nu al instort.

Aanvankelijk zat er ook een positief element in de hele situatie: ik stond om 7 uur als vanzelf naast mijn bed en lag er elke avond voor elven weer in. Ik ontbeet elke dag, schreef een stukje, deed goede pogingen tot wandelingen en fietstochten tussendoor. Grote veranderingen (denk verhuizingen, van baan veranderen) hebben die uitwerking wel vaker op me, maar helaas weet ik ook: dat gaat weer over.

Inmiddels is het hele thuiswerken en niemand zien gaan wennen. Ik zeg niet dat het altijd leuk is, maar het begint vertrouwder te voelen, ik weet waar ik aan toe ben voorlopig. Maar daarmee slaap ik dus ook weer door wekkers heen, laat ik weer afwas op plekken achter, doe ik werk op de bank, en versloft de automatische routine dus.

Dus nu moet ik weer zelf streng op mezelf zijn. Ik heb het fakking goed hier. Het is soms eenzaam, maar ik heb meerdere kamers voor mezelf hier, zonder kinderen die me afleiden of huisgenoten die ergens tv willen kijken. Ik heb een baan die ik prima op afstand kan blijven doen, in een veld waar voorlopig nog genoeg te doen is. Daar mag dan naast ‘een held zijn door thuis te blijven’ best wat meer inspanning voor zijn.

Hou dat ritme aan. Ontbijten helpt. Douchen helpt. En maak een middagwandeling.

De tweede week

Vandaag weer een werkdag, begin van de tweede week. Gek hoe snel de dingen tegelijk ook weer gaan. In mijn persoonlijke situatie merk ik dat er rust bij is gekomen: ik heb een beetje een vorm gevonden om mijn leven op afstand in te delen en weet minder te hypochonderen over hoestjes en zweetjes. Ik hou er nog steeds rekening mee dat ik het zou kunnen hebben, maar ik geloof dat dat inmiddels de juiste wijze van handelen is, als je hoort hoe subtiel de symptomen soms zijn.

Voor mezelf maak ik me het meest zorgen om de boodschappen: ga ik een beetje afstand kunnen houden tot mensen in dat muffe hok van de supermarkt? Ik zal straks wel weer moeten, helaas, het lot van de niet-hamsteren-maar-weekboodschappen-doener. In mijn hoofd loop ik langs de schappen en snauw ik mensen toe dat ik besmet ben en dat ze aan de kant moeten, en in mijn hoofd bekvecht ik de ruzies uit die dat veroorzaakt.

Verder hou ik mijn hart vast voor wat er nog gaat komen na afgelopen weekend. Ik weet dat het beste wat ik kan doen thuisblijven is, maar ook dat voelt zo machteloos. Ik ben bezig met een thuisblijf-projectje om mezelf toch nuttig te maken, waarover misschien later meer. Hou je haaks, mensen.

Interpretaties

Ik heb het nu even moeilijk. Het is nu meer dan een week dat ik me afsluit voor de wereld en los van een paar wandelingen kom ik ergens. Maar ik woon aan een weg, en de grote hoeveelheid auto’s die daar overheen gaan stelt me zwaar te moede.

Ik chatte vanochtend met wat mensen via een niet nader te noemen dating-app voor homoseksuelen (Grindr), en daar waar mijn directe sociale omgeving zich ook heeft afgezonderd, lijken veel mensen op die app gewoon nog vrolijk rond te springen. ‘Ik zie gwn mn vrienden eigk / Kheb weinig zin in geen contact met ze’, aldus eentje.

Het voelde opeens heel erg als een ‘iedereen kiest zelf maar wat hij het beste vindt’. Ik zie die situatie toch een stuk minder vrijblijvend. Ja, we zijn niet in total lockdown, maar wat is social distancing als je nog steeds met jan en alleman op de thee gaat? (Of erger.) Waar ik probeer zo min mogelijk mensen te zien, blijven anderen hooguit uit de buurt van vreemden.

In zoverre is de situatie vergelijkbaar met vegetariër zijn. Ik heb soms ook wel eens zin in een plak chorizo op brood, maar ik kies er voor dat niet te doen om de wereld een stukje beter te maken. Ik zou soms ook wel een auto willen hebben, maar ik kies voor de trein. Ik ben het gewend mezelf dingen te ontzeggen, en ik vind het soms gek als andere mensen dat niet doen.

Misschien dat ik daarom ook redelijk kan hardlopen: dat is soms helemaal niet zo leuk, maar als je eenmaal begonnen bent moet je doorgaan. En dat is denk ik exact wat ik nu ga doen: hardlopen. De mazzel.

Sociaal videobellen

Ik geloof dat ik niemand meer hoef te vertellen dat het toch anders is. De afgelopen dagen heb ik video gebeld met vrienden, collega’s en familie. De dagelijkse standup met collega’s is wel vaker digitaal, dus de onwennigheid viel daar wel mee. De ontwikkeling is dat we er nu een sociaal blokje voor plakken, omdat we weten dat er geen spreekwoordelijk koffieautomaat meer op ons wacht. Maar vrienden en familie, dat is toch een beetje gek.

Met vrienden merkten we dat Skype wel 6 personen aan kan, maar er dan standaard één van de vijf anderen verborgen wordt om het scherm mooi in vieren te delen. In de familie zitten we allemaal in het Apple-ecosysteem, en FaceTime blijkt onze hoofden continu te zoomen en te husselen als we praten of stil zijn. Google Meet is prima saai voor een beetje overleg en schermdelen tussen collega’s.

Maar allemaal hebben ze het. Door de fractie van een seconde vertraging op de lijn ga je anders praten. Je kan niet goed onderbreken, men moet om de beurt praten. Dat is minder opvallend in een vergader-opzet, maar vooral bij sociaal videobellen voelt het gek. Het maakt dat je structuur in de call wil aanbrengen, dat je in je hoofd een lijstje bijhoudt van de onderwerpen die je nog moet aantikken. En het gekste misschien nog wel: het voelt alsof je binnen anderhalf uur klaar moet zijn.

Een eindeloze avond in een café eindigt toch uiteindelijk, omdat je bewust of onderbewust signalen van het barpersoneel krijgt dat ze ook eens naar huis willen. In het sociaal videobellen tikt er vaak gewoon een klokje mee. Afscheid nemen is daarom ook het gekste moment: als er één iemand gaat, moet iedereen. Er is geen moment waarop anderen dag-roepend het donker in verdwijnen. Er is alleen die rode knop, en je weet dat als je ‘m indrukt alles voorbij is.

Dat is wat ik mis aan dat afscheid: even naar huis fietsen, nadenken over wat gezegd is, en dan voldaan thuiskomen. Na afloop van een videobel-sessie ben je eerst opeens weer even eenzaam, en daarna pas blij dat je iedereen toch weer even gesproken hebt. Maar het helpt wel. Ik hoop jullie snel weer in het echt te zien.

Meer laden