Log in
Seblog.nl

Seblog.nl

Terug op mijn eigen blog

Mijn blog leeft weer de laatste tijd. Dat is wel eens anders geweest. Over het algemeen genomen zijn de meeste blogs een beetje doodgegaan de afgelopen jaren, en Seblog was daar geen uitzondering op. Inmiddels plaats ik zo’n vier stukjes per dag, wat natuurlijk weer het andere uiterste is. Wat is er allemaal aan de hand?


Naast gewone blogposts (zoals deze: lange stukken met een titel) plaats ik tegenwoordig op Seblog ook korte posts, of ja, zeg maar gewoon tweets. Ik heb mij voorgenomen om alles wat ik op Twitter zet eerst op Seblog te zetten. En dat doe ik ook met Instagram. Om het nog erger te maken: ik post zelfs mijn likes hier. Een poging tot own your data.

Het doel is tweeledig. Aan de ene kant is dit een poging om de macht van de sociale media in te perken. (Klinkt gaaf toch?) Aan de andere kant doe ik zo weer wat met mijn eigen site. In alle gevallen gaat het om weer controle nemen over mijn digitale identiteit. Wie wil weten hoe het met Seb is kan gewoon op Seblog.nl kijken. Hier staat alles en delen van deze content is ook elders te vinden.


Gek genoeg is deze openheid van alles op één openbare plek posten naar mijn idee ook de eerste stap naar meer privacy op het web. Op dit moment moet alle informatie op deze site openbaar zijn, omdat het anders geen functie heeft. Maar dat is mijn eigen keuze: ik kan de toegang tot deze informatie regelen hoe mij dat zelf het beste lijkt.

Ik zou sommige posts achter een wachtwoord kunnen plaatsen (waarschijnlijk niet de beste optie), of mensen laten inloggen met hun eigen site of een Twitter-account. Op Facebook kan ik ook vrij nauwkeurig aangeven welke Facebookaccounts ik toegang wil geven tot mijn post, maar uiteindelijk deel ik de post altijd met Facebook zelf, daar ontkom ik niet aan. Op mijn eigen site heb ik die vrijheid wel en is privé ook echt privé.


Ooit waren blogs hip en had iedereen ze. Later kwamen er sites als Twitter en Facebook. Geleidelijk aan zijn we minder en minder gaan schrijven op blogs en meer en meer korte stukjes gaan posten op sociale media. ‘Bloggen’ werd synoniem met lange stukken schrijven (zoals deze) en tja wie las die ook eigenlijk nog? En omdat we eigenlijk ook wel wisten dat bloggen stiekem veel nobeler was dan tweeten ontwikkelden we dat schuldgevoel van ‘o ja, mijn blog, die moet ik nodig eens updaten’. Zo werkte het voor mij althans. Er zijn tijden geweest in de bijna 11 jaar dat ik dit domein heb dat ik er maanden niet op keek omdat het vorige stukje ook al ging over dat ik toch echt weer wat vaker iets moest schrijven en ik nu ook niets beters wist.

Omdat ik mezelf nu toesta om korte dingen op mijn weblog te plaatsen heb ik geen schuldgevoel meer als ik hem open. En dus durf ik af en toe weer iets langs te schrijven (zoals dit). En dat is dan ook oké.

Daarnaast geeft Twitter me nog steeds de discovery die vroeger op blogs miste. En de interacties, want wie reageert op de tweet die hieronder (naast de datum van de post) is gelinkt, ziet zijn reactie onder deze post verschijnen. Dankzij diverse Indieweb-technieken kan ik het beste van twee werelden hebben.

En twee werelden hoeven het trouwens niet te zijn. Om te reageren op mijn post heb je geen Twitter nodig. Wie op zijn eigen site een stukje schrijft en die opmaakt met Microformats, kan onderaan deze pagina de url achterlaten, dan verschijnt hij ook. (Vraag gerust, ik help graag.)

Omdat je op bovenstaande manier zelfs deze pagina kan liken, is een externe service als Twitter of Facebook in principe helemaal niet nodig. Het enige wat we nodig hebben: mijn site en jouw site.


Mijn site heeft heel veel toeters en bellen op dit moment. Het geeft automatisch webmentions (reacties en likes) weer. Het stuurt automatisch webmentions naar de sites waar ik op reageer (mits ze dat ondersteunen). Ik kan een stukje posten via de app van een ander en als ik aangeef dat het op Twitter moet staan, zet mijn site het automatisch op Twitter. Maar zo fancy hoeft het niet te zijn.

Je eigen website start met een domeinnaam –voornaamachternaam.nl, nickname.com, fashionbabe.cute – en een pagina waarop staat dat jij dat bent. Of iets over pony’s, dat is aan jou. Het is jouw stukje internet en niemand kan dat afpakken. (Instagram kan en mag elk moment besluiten dat jouw accountnaam niet meer jouw accountnaam is. Weg posts. Of stel je voor dat Hyves opeens weg gaat, waar blijven al je krabbels dan?)

En het is minder moeilijk dan het lijkt. Roep en ik schrijf er een blogpost over.


Ooit was dit een weblog. Ik geef toe dat de voorpagina momenteel een beetje een janboel is. Er staan allemaal verschillende types posts over verschillende onderwerpen door elkaar. Niet alles is voor iedereen relevant. De uitdaging is dat ik een veelzijdig persoon ben en dus veelzijdige dingen maak en deel. Dat is een andere functie van verschillende social media: je kan overal net even een ander facet van jezelf zijn.

Maar ook hierin heb ik dus een eigen keuze. Het is mijn website, dus ik kan zelf beslissen hoe ik mijn informatie filter. En zo zijn er meer problemen, maar die kunnen we al doende oplossen. Het belangrijkste is dat we iets doen, en wat ik nu doe is stukjes op mijn eigen site plaatsen.

Het nare van alternatieven voor Twitter of Facebook en andere social media is dat ze uiteindelijk vaak neerkomen op ‘als iedereen nou...’ Het probleem daarvan is dat niet iedereen mee wil in die ‘als iedereen nou’. (En vaak komt het niet eens tot ‘als iedereen nou’ maar blijft het hangen bij ‘als meer mensen nou’.) Het fijne van je eigen website hebben, is dat je helemaal niet hoeft te wachten op ‘als iedereen nou’. Jij hebt gewoon je feestje, en wat de rest doet moeten zij weten.

Neem het heft in eigen handen, neem een website.

Hoi LinkedIn, ik was een beetje vergeten dat ik hier ook een profiel had, maar als het goed is is alles nu weer een beetje up-to-date. Ik bouw tegenwoordig dus websites bij Sebastiaan Andeweg websites en schrijf teksten bij Sebastiaan Andeweg teksten. Mijn eigen professionele site staat nog op het lijstje, maar tot die tijd kan je informeel op Seblog.nl kijken.

Seb leert unittesten met PHP (deel 1)

Oké, dit wordt zo'n blogpost die ik voor mijn gevoel voor niemand schrijf, omdat het grootste deel van mijn lezers geen idee heeft van PHP en de lezers die wel een idee van PHP hebben naar mijn gevoel allang weten wat unittesten is. Maar hé, misschien ben jij ook wel zoiemand als ik, die wel z’n weg weet in PHP maar gewoon nooit aan unittesten is toegekomen. Bij dezen draag ik deze blogpost op aan jou.

Vorig jaar wist ik eigenlijk niet goed wat Git was, terwijl ik zag dat vrijwel iedereen dat gebruikte. Het was er gewoon nooit van gekomen, na HTML en CSS en PHP en MySQL en Javascript en al die duizend andere dingen die je moet leren als je een website wil bouwen. Dus leerde ik het afgelopen jaar Git (en Github) te gebruiken en daar ben ik heel blij mee. Het resulteerde in mijn eerste gemergede pull request, wat gewoon een knip-en-plakwerkje was, maar toch goed voelt.

Wie de PR leest ziet dat ik na mijn knip-en-plakwerkje nog werd gevraagd om ook even de test te knip-en-plakken. Spannend. Dus ik knipte en plakte en hoopte dat alles goed kwam. Ik hoorde er niets meer over en het werd gemerged, dus alles was blij en bloemetjes, maar er bleef wel een knagend gevoel over: hoe zit dat, geautomatiseerd testen?

Na enig research bleek dat zowel php-comments als Kirby (het CMS waar dit weblog op draait) hun tests uiteindelijk bestaan uit een class die PHPUnit_Framework_TestCase extend. Eén duckduckgo later vond ik phpunit.de, wat blijkbaar dé testsuite voor PHP is. Ik sloot alles af en besloot er later weer naar te kijken.

Later

Vandaag was ik dus vastbesloten om uit te zoeken hoe dit werkte. Of beter eigenlijk: ik kwam het weer tegen en raakte er langzaam in verzeild toen ik eigenlijk iets anders zou moeten doen.

Het begon allemaal heel simpel. Op de site van phpunit stond een link voor ‘Take the first steps’, die wel relevant leek. Daar stond het volgende stappenplan voor in de terminal:

$ wget https://phar.phpunit.de/phpunit.phar

$ chmod +x phpunit.phar

$ sudo mv phpunit.phar /usr/local/bin/phpunit

$ phpunit --version
PHPUnit 5.7.0 by Sebastian Bergmann and contributors.

Ik had al problemen bij stap 1 omdat mijn Mac kennelijk geen wget heeft. Ik probeerde nog wat met curl https://(…) -L | nano maar dat lukte ook niet geweldig. Uiteindelijk heb ik ‘m gewoon even via de browser gedownload. De overige stapjes werkten prima.

De volgende stap blijkt dan dus om in terminal naar de map te gaan waar het bestand phpunit.xml in zit, in mijn geval dus cd ~/code/php-comments/. Toen ik phpunit deed in die map, kreeg ik een foutmelding dat /vendor/autoload.php niet bestond. Dit los je op in de volgende twee stappen, die ik natuurlijk in de verkeerde volgorde deed:

  1. Roep phpunit aan met de bootstrap-vlag:

    $ phpunit --bootstrap vendor/autoload.php
  2. Installeer indien nodig eerst (!) de dependencies via composer.
    $ composer install

Toen ik nogmaals stap 1 uitvoerde kreeg ik het volgende:

$ phpunit --bootstrap vendor/autoload.php
PHPUnit 5.7.5 by Sebastian Bergmann and contributors.

.................................                                 33 / 33 (100%)

Time: 105 ms, Memory: 12.50MB

OK (33 tests, 82 assertions)

We kunnen dus gerust stellen dat mijn knip-en-plakwerkje alle tests haalt. Volgende stap is om zelf tests te gaan schrijven voor dingen die ik maak, maar dat bewaren we even voor een andere keer.

Meer laden