Gesprekken met dezelfde woorden
Situatie 1
Een man staat tegen een boom geleund. Een andere man komt aanlopen. Er valt een tak uit de boom. De andere man pakt de tak op.
**ENE MAN**: Tak? (Nederlands)
**ANDERE MAN**: Tak. (Pools: ja)
**ENE MAN**: Tack. (Zweeds: bedankt)
Situatie 2
Een man staat tegen een boom geleund. Een andere man komt aanlopen met een hond. De hond gaat voor de voeten van de eerste man liggen en baart een puppy.
**ANDERE MAN**: Kut. (Nederlands)
Andere man herpakt zich.
**ANDERE MAN**: Kut? (Zweeds: puppy)
**ENE MAN**: Kut. (Fins: goed)
De andere man vertrekt met de hond. De eerste man blijft blij achter met zijn nieuwe puppy.
Situatie 3
Een man staat tegen een boom geleund. Een andere man komt aanlopen met een hond. De hond gaat voor de voeten van de eerste man zitten en poept.
**ENE MAN**: Né drôle? (Frans: grappig geboren)
**ANDERE MAN**: Nee, drol. (Nederlands)