MÅNSTAD

_Jag äter köttbullar!_ – Zweeds gezegde

1

2

Waaiweek 2011, zondag, de Plu is weer leeg en iedereen gesloopt.

IEMAND
Ik ga zo op de bank zitten.

EEN ANDER
Ja. Op de bank, met chips.

WEER EEN ANDER
Ja. Op de bank met chips. En daar dan allemaal een foto van maken en op facebook zetten.

EEN ANDER
Joeri, ga eens chips halen.

JOERI
Oké.

Seb gaat naar huis en denkt: ik heb geen bank.

3

4

Eigenlijk hoef ik nooit te zoeken in een IKEA: ik weet gewoon waar de MÅNSTAD staat. De eerste keer dat ik hem zag, keek ik ernaar terwijl ik doorliep. Als je in je eentje bent is het vreemd om erg lang naar meubels te staren. Toen ik vaker in de IKEA kwam overwon ik die angst. Eerst durfde ik het prijskaartje om te keren, de keer daarna om er op te gaan zitten. Op een gegeven moment klapte ik hem zelf in en uit en vond ik uit waar je de kussens kon opbergen. Een paar keer later merkten voorbijgangers op dat ik dat wel heel soepel deed, dat tot bed omtoveren, en of ik er niet zelf ook een had. Vandaag durfte ik ongegeneerd te gaan zitten en met een maatrolletje alle maten op te meten. Toen ik die had opgeschreven, had ik nog maar één vraag.
'Uhm, mag ik wat vragen?'
'Tuurlijk?'
'Die MÅNSTAD, zijn daar twee types van, eentje met het lange deel links en eentje met het lange deel rechts, of is dat één pakket?'
'Nee, het is inderdaad één pakket. Je kan hem in elkaar zetten zoals je wil.'
We hadden het over vijf jaar, en hoe lang dat is. Ik vond het lang, maar hij vond het kort: een bank kan langer mee. Uiteindelijk draaide hij een pagina voor me uit, met daarop alle maten van de pakketten. Het waren er vier. In de trein rekende ik uit welke delen van de bank in welke pakketten pasten.

5

6

Met een broodtrommel onder mijn arm loop ik de IKEA uit. Bij de loopbrug naar beneden struikel ik half. Achter me hoor ik iemand iets zeggen over MÅNSTAD. Het is de verkoper, hij gaat ook naar huis.
'Toch iets gekocht?'
'Ja, ik vind het moeilijk om met lege handen naar huis te gaan.'
'Snap ik, als je helemaal uit Nijmegen komt.'
Dat had ik hem al verteld. Hij vertelt dat hij journalistiek studeert, hier in Utrecht.
'Ook een soort Nederlands,' zeg ik, en ik vraag me direct af waarom.
'Ja, dat moet je er wel voor kunnen.'
Daarna gaat het over taalfouten. Hij weet een afsnijweggetje naar de tram en hoe laat die gaat. We lopen wat harder en halen hem net. Op het station nemen we afscheid. 'Misschien tot snel,' zegt hij, 'voor de Manstad.' Ik verbeter hem niet en schud zijn hand.