Collectiefje: onze oom

Gister zaten Wout, Elske en ik op een terrasje. Elske plukte een zin uit een boekje en toen speelden we collectiefje. Nu hebben we alledrie een verhaaltje dat begint met dezelfde zin.

Toen onze oom eindelijk begreep dat hij geen keus had, gaf hij ons een teken. We snapten het. Eén voor één stonden we op en liepen we naar de kamerdeur. Daar gingen we in een rijtje staan. Marja stond voorop, want zij was de grootste. We vormden een trappetje, vlak voor de kamerdeur, en wie over ons heen zou stappen zou Onze Lieve Heer een kus kunnen geven.


Oom stond op. Hij zei niets. Hij keek even naar Onze Lieve Heer en toen via Marja het rijtje af. 'Ach,' zei hij. Met iets van wroeging haalde hij een citroen tevoorschijn. We bekeken de citroen, maar niet te gretig. Gretigheid is ons niet waardig, had moeder gezegd toen ze wegging.

'Dit,' sprak oom, 'is een citroen.' Hij wees een beetje op de citroen en legde toen zijn hand erop, alsof hij bang was dat de citroen weg zou springen. 'Het is...'

Verder is oom nooit gekomen.

Ik ben een nephomo, hoor ik net. Want ik hoor dus ook net pas dat gisteravond het Songfestival was.